Na aanvallen op opvattingen van Nadine Rosa Rosso, moet Peter Mertens nu ZIJN opvattingen geven(of waarvan hij zegt dat dit de opvattingen van de PVDA zijn):
“‘Bij de verkiezingen van 2007 moeten we in staat zijn de fameuze drempel van 5 % te overschrijden. Daarvoor moeten we de gauchistische opvattingen over de parlementaire strijd ernstig kritiseren’, schreef Nadine Rosa-Rosso net voor ze de partij verliet.[1] Nadien stelde ze een nieuw platform op voor (partijloze) communisten dat eindigt met de woorden: ‘Het front van communisten en de arbeidersklasse moet ook leiden tot initiatieven in de verkiezingsstrijd met het oog de krachtsverhoudingen ook op dit gebied te wijzigen.’[2]
De krachtsverhoudingen ‘ook’ in de electorale arena wijzigen, dat is de opvatting die Rosa-Rosso verdedigt. De opvattingen die daartegen ingaan, dienen als ‘linkse standpunten’ over de parlementaire strijd te worden gekritiseerd.
Friedrich Engels schetste de opkomst en de plaats van de parlementen in hun historische context: ‘In de meeste historische staten worden de toegekende rechten van de staatsburgers afgemeten aan het vermogen. Daarmee wordt ronduit gezegd, dat de staat een organisatie van de bezittende klasse is, ter bescherming tegen de niet-bezittenden. Dat kwam reeds tot uitdrukking bij de Atheense en Romeinse vermogensklassen. Eveneens in de middeleeuwse feodale staat, waar de politieke machtspositie van de omvang van het grondbezit afhing… De democratische republiek weet officieel niets meer van verschillen in bezit. Hier oefent de rijkdom zijn macht indirect, maar des te zekerder uit. Enerzijds in de vorm van rechtstreekse corruptie van de ambtenaren, waarvan Amerika het klassieke voorbeeld is. Anderzijds in een verbond tussen regering en de beurs… En tenslotte heerst de bezittende klasse rechtstreeks door middel van het algemeen kiesrecht. Zolang de onderdrukte klasse, dus in ons geval het proletariaat, nog niet rijp genoeg is om zichzelf te bevrijden, zal haar meerderheid de bestaande maatschappelijke orde als de enig mogelijke erkennen en in politiek opzicht de staart van de kapitalistenklasse… vormen.’
Hoe vandaag ‘de rijkdom haar macht indirect maar des te zekerder uitoefent’ (de woorden van Engels) wordt vandaag overal en iedere keer opnieuw in de verkiezingscampagnes zelf duidelijk…
Nergens is de greep van de industrie op de verkiezingen groter dan in de Verenigde Staten….Over soortgelijke gang van zaken schreef Lenin: ‘In onze tijd gaat het niet zonder verkiezingen, kan men het niet zonder de massa’s stellen, maar de massa’s kunnen in het tijdperk van de boekdrukkunst en het parlementarisme niet worden geleid zonder een wijdvertakt, systematisch doorgevoerd, solide opgebouwd systeem van vleierij, leugen, bedrog, dat met populaire en modieuze woordjes goochelt en de arbeiders alle mogelijke hervormingen en willekeurige weldaden belooft – als zij maar afzien van de revolutionaire strijd voor het ten val brengen van de burgerij.’ …
Het kapitaal beperkt zich niet tot support in de verkiezingscampagne. Eenmaal verkozen komen andere mechanismen in werking zoals het lobbyisme. …
Natuurlijk moeten wij er ons vandaag rekenschap van geven dat de meerderheid in Europa ‘de huidige maatschappelijke orde als enige mogelijke erkent’, zoals Engels het zegt. En dus moeten de Europese communisten ook hun tactiek[3] Maar dat de communisten daarom de ‘krachtsverhoudingen’ in het parlementaire halfrond moeten veranderen, is absurd in de ogen van al wie het miljardencircus van de verkiezingen, de duizenden lobbygroepen en de patronale denktanks kent. …
De twintigste eeuw heeft het failliet aangetoond van de theorie die beweert de krachtsverhoudingen in de burgerlijke parlementen te zullen veranderen. Vandervelde, Bernstein en Kautsky zijn daar in de eerste helft van vorige eeuw niet in geslaagd. Chroesjtsjov, Marchais en Berlinguer al evenmin in de tweede helft. …
Lenin had er al meermaals op gewezen dat een burgerlijk parlement nooit een orgaan van arbeidersdemocratie kan worden.”
In het door Peter Mertens gegeven citaat van Engels staat ondermeer:” En tenslotte heerst de bezittende klasse rechtstreeks door middel van het algemeen kiesrecht. Zolang de onderdrukte klasse, dus in ons geval het proletariaat, nog niet rijp genoeg is om zichzelf te bevrijden, zal haar meerderheid de bestaande maatschappelijke orde als de enig mogelijke erkennen en in politiek opzicht de staart van de kapitalistenklasse… vormen.” Vervolgens citeert hij Lenin: “In onze tijd gaat het niet zonder verkiezingen, kan men het niet zonder de massa’s stellen, maar de massa’s kunnen in het tijdperk van de boekdrukkunst en het parlementarisme niet worden geleid zonder een wijdvertakt, systematisch doorgevoerd, solide opgebouwd systeem van vleierij, leugen, bedrog, dat met populaire en modieuze woordjes goochelt en de arbeiders alle mogelijke hervormingen en willekeurige weldaden belooft – als zij maar afzien van de revolutionaire strijd voor het ten val brengen van de burgerij.”
En hij besluit:” Natuurlijk moeten wij er ons vandaag rekenschap van geven dat de meerderheid in Europa ‘de huidige maatschappelijke orde als enige mogelijke erkent’, zoals Engels het zegt. En dus moeten de Europese communisten ook hun tactiek hieraan aanpassen.” (Met het gecursifieerde “tactiek”, verwijst hij naar…de resolutie van 1999 – zie voetnoot 3!)
Peter Mertens stelt wel gerust, het revolutionair karakter van de PVDA blijft gegarandeerd: “Maar dat de communisten daarom de ‘krachtsverhoudingen’ in het parlementaire halfrond moeten veranderen, is absurd in de ogen van al wie het miljardencircus van de verkiezingen, de duizenden lobbygroepen en de patronale denktanks kent. … De twintigste eeuw heeft het failliet aangetoond van de theorie die beweert de krachtsverhoudingen in de burgerlijke parlementen te zullen veranderen. Vandervelde, Bernstein en Kautsky zijn daar in de eerste helft van vorige eeuw niet in geslaagd. Chroesjtsjov, Marchais en Berlinguer al evenmin in de tweede helft. … Lenin had er al meermaals op gewezen dat een burgerlijk parlement nooit een orgaan van arbeidersdemocratie kan worden.”
Hij zegt dan weer niet wat dan uiteindelijk WEL de strategie en het programma is van de PVDA is, een “strategie” waarin periodes van verkiezingscampagnes hun plaats hebben.
Het venijn zit in de onovallende formulering “Natuurlijk moeten wij er ons vandaag rekenschap van geven dat de meerderheid in Europa ‘de huidige maatschappelijke orde als enige mogelijke erkent’, zoals Engels het zegt. En dus moeten de Europese communisten ook hun tactiek hieraan aanpassen.” Lees vooral de bijbehorende voetnoot over de verkiezingsresolutie van 1999. Die bewuste resolutie vormt een politieke en ideologische breuk met de lijn van de PVDA van haar eerste en tweede congres (in 1979 respectievelijk in 1983).
Lees nu de passages rond « taktiek » en « massalijn »in de Resolutie uit 1999 :
“…171. Een fundamentele rectificntie betreffende ons imago, tactiek en benadering van de
172. Er bestaan diepgaande tegenstellingen over de stelling: "De partij moet verenigd zijn rond een strict marxistisch-leninistisch programma of analyses, die naar de grond van de zaken gaan; maar in haar werk onder de massa's moet de partij veel aandacht besteden aan de tactiek, aan de massalijn, aan het bestuderen hoe onze boodschap "overkomt", aan nietalles over de massa's uitgieten, maar een oftwee essentiele punten scoren in een gegeven situatie"
173. Wij moeten weten of er al dan niet eenheid is over het (interne) bilan van deze verkiezingen. Onze resultaten vormen een grote nederlaag, niet van onze politiek, maar van onze tactiek. Na de grootste golf volksbewegingen, na een massale, voorbeeldige, opgemerkte aanwezigheid van onze militanten in deze bewegingen, bekomen wij de slechtste scores van ons bestaan, behalen wij maar 50% van het minimum vooropgestelde cijfer van 70.000 stemmen. Wij staan voor een immens probleem en moeten al wat ons, ondanks de toewijding en het militantisme van onze kaders en militanten, heeft verhinderd om de
174. "Er zijn fundamentele kritieken te maken op heel onze werkstiji en niel enkel op de campagne. Er is een fUndamenteel probleem met de massalijn. Wij komen er niet toe de gedachten, de gevoelens, de ervaringen van de syndicalisten te centraliseren. De ideeen van rechts en extreem-rechts winnen veld onder de
175. Er zijn standpunten die weigeren te erkennen dat wij ernstige problemen hebben met de massalijn. "Men moet de
176. Er is verwarring tussen politiek en tactiek. In de grond moeten wij "blijven wie we zijn" voor onze politieke lijn, maar om die lijn over te brengen naar de
177. Er is de politiek, maar ook de tactiek. Wij hebben als fundamentele politiek de socialistische revolutie, het revolutionaire geweld, de ornverwerping van de dictatuur van de bourgeoisie, de dictatuur van het proletariaat. Maar de tactiek moet aangeven wat, in de huidige omstandigheden, op het niveau van de
178. De zin aanvaarden "lk ben fier over onze acties. Said Charki, Mimoun, Irak, Vrede", komt erop neer te ontkennen dat wij een fundamenteel probleem hebben, onze onmacht om te argumenteren op het niveau van de
179. Men moet ermee ophouden zijn kop in het zand te steken, en de kameraden die het meest gauchistische en sectaire houdingen hebben verdedigd tov de
Het vijfde Congres van de PVDA (en de congresteksten in het boek « Partij van de revolutie »(EPO) is wat dat betreft tweeslachtig. De Resolutie 1999 is volledig geschreven in de lijn van hoofstuk III, 3, uit dat boek. Maar tegenover de oproep om te capituleren voor de strijd om standpunten te verdedigen en discussies ter opvoeding te voeren rond punten « die moeilijk liggen » en « de massa`s en zelfs de voorhoede doet afhaken »… hetgeen resulteert in…stemmenverlies, stellen andere teksten dan hoofdstuk III,3, MAAR UIT DEZELFDE CONGRESTEKST (« Partij van de revolutie », EPO):
“Een communist vormt zijn wereldopvatting om door banden aan te knopen met de massa`s, met het doel hen te winnen voor de revolutionaire ideeën.
In de jaren dertig zei men graag dat een bolsjeviek een man van de massa`s was. Op de werkende
Tijdens de grote anti-communistische campagne van de jaren 1989-1991 werden alle communisten zwaar op de proef gesteld. Iedereen kan bij zichzelf nagaan of hij discussies gezocht heeft met de massa`s en of hij gevochten heeft om hen van het doel van die contrarevolutie te overtuigen. Op dat vlak reiken het rechts-opportunisme en het sectarisme elkaar de hand en versmelten ze als het waren. Beide tendenzen vermijden om zich onder de massa`s te begeven en voeren geen overtuigende strijd. Een aantal opportunistische elementen hebben gezegd dat de anti-communistische campagne “geen voordelig klimaat schiep”. Het omgekeerde is waar, Alleen door de ideologische strijd kunnen wij punten scoren, kunnen wij de progressieve elementen overtuigen zich bij ons te voegen. Wanneer de burgerij overdrijft met haar anti-communistische leguens, trekken de opportunisten zich terug. Echte communisten zien hierin kansen.: in dergerlijke omstandigheden kunnen progressieven zich rekenschap geven van de leugenachtigheid van de burgerij en overtuigd geraken van de juistheid van de communistische analyse…”
“…Wij kunnen eindeloos met een aantal kleinburgers discussiëren over de “de criminaliteit onder jonge immigranten”en zelfs de “lijn daarover”in het lang en het breed uitwerken. Maar waartoe dient dat alles? Tot welke praktijk leidt dat? Het is veel belangrijker activisten te organiseren die bereid zijn om onder de jonge immigranten te werken, om hen een alternatief te bieden voor drugs en kleine criminaliteit, om het vorming te geven over de banden tussen drugs, kapitalisme en repressie…..
Welke houding nemen we aan tegenover wat de burgerij “de rellen van de jonge immigranten”noemt? Natuurlijk klagen wij de smerige gifspuiterij van de pers aan. Maar dat kan iedere kleinburger doen. De communisten moeten zich in de practijk storten, aan de kant van de meest onderdrukte massa`s. Onze voornaamste bezorgdheid moet juist zijn om hen te helpen zich te organiseren om te strijden, verzet te bieden, hun situatie en hun standpunte bekend te maken, een socialistische bewustzijn te verwerven. Onze belangrijkste taak is niet”de lijn uitwerken”om een antwoord te geven op de kleinburgers, maar wel een politiek uit te werken voor de praktijk onder de onderdrukten. De spontane reacties van sommige kaders en leden op de jongerenrellen worden gekleurd door kleinburgerlijke vooroordelen….”
De strijd tussen die twee lijnen is nu uitgedraaid in een overwinning van de burgerlijke revisionistische lijn (op het 8e congres in dit jaar). Deze “overwinning” van het revisionisme is het vooral het werk van de Belgische “Deng Xiaoping”, de Belgische “Kautsky”: Boudewijn Deckers, altijd de gerespecteerde no 2, zowel in AMADA als in de PVDA. (afgezien van een tijdelijk zelf genomen ontslag uit de PVDA in de late jaren ’90 –maar daar weet ik zelf nog niet het fijne van)
Na de reeks “Anti-Mertens” zal ik mijn analyse geven van het vijfde congres van de PVDA. De bedoeling is aan te tonen hoe één of een aantal BURGELIJKE elementen in de PVDA (of tot burgerij verworden elementen) GEBRUIK MAKEN van een inderdaad bestaand opportunisme binnen de PVDA dat aanwezig is binnen een meerderheid die op DAT moment (van het vijfde congres) de partij wilden (her-) oriënteren op de voorbereiding van de revolutie en het opnemen van de taken die dat met zich meebrengt voor de komende jaren…. En inderdaad: dat opportunisme bestond bij mij ook! Of liever gezegd: Ik onderkende nog niet ten volle dit opportunisme. Want blijkbaar (als ik oude bestanden bekijk op mijn computer) heb ik wél een aantal rapporten geschreven over bepaalde mistoestanden en foute ontwikkelingen sinds 1995. (een voorbeeld van zo’n rapport is mijn amendement voor het VIERDE congres.) Het boek van Ludo Martens “de USSR- de fluwelen contrarevolutie”(EPO) is tussen twee haakjes, in feite het resultaat van dit Vierde Congres geworden is
Bent u de draad kwijt: ga dan terug naar het eerste artikel in de reeks.
[1] Nadine Rosa-Rosso, Propositions d’orientation pour une nouvelle résolution du Comité Centrale,
[2] Nadine Rosa-Rosso. Plate-form à débattre et moyens d’action [
[3] Het Centraal Comité van de Partij van de Arbeid van België werkte in 1999 een resolutie uit om de tactiek en de werkstijl drastisch te veranderen. Op basis daarvan werden in
Geen opmerkingen:
Een reactie posten