We laten Peter Mertens verder spreken:
“Binnen de andersglobaliseringsbeweging verdedigen Negri en Hardt dat het voorhoedeconcept ‘ouderwets en nutteloos is geworden’. …
Inspiratie voor zulke netwerken hebben zij gevonden bij de anarchisten: ‘…’
Negri en Hardt bevelen activisten aan te kijken naar Argentinië ‘als bron van vernieuwing en inspiratie’. Ook een ander boegbeeld van de andersglobalisten, Naomi Klein, ziet in de Argentinazo het alternatief voor voorhoedepartijen: ‘In tegenstelling tot een klassieke revolutie was de “Argentinazo” niet georganiseerd door een alternatieve politieke kracht die zelf de macht ambieerde. En, in tegenstelling tot rellen, had de “Argentinazo” maar één eengemaakte en ondubbelzinnige politieke eis: het ontslag van alle corrupte politici die zich hadden verrijkt terwijl Argentinië, eens door alle ontwikkelingslanden benijd, in een neerwaartse spiraal van armoede meegezogen werd.’
Wat is de Argentinazo? Einde 2001 hadden de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds Argentinië op de rand van het failliet gebracht. De middenklasse speelde haar spaargeld kwijt, de gepensioneerden verloren hun pensioen en de arbeiders hun baan. En het volk verloor de illusie in de burgerlijke politici: ‘que se vayan todos’ (dat ze allemaal ophoepelen), luidde de slogan. Enkele dagen voor Kerstmis plunderden hongerige mensen de supermarkten in Buenos Aires. Arbeiders, bedienden, ambtenaren, studenten, werklozen, allemaal kwamen zij in actie, van de zelfbediening van voedsel in de winkels tot dreunende kookpotmanifestaties. Bedrijven werden bezet, wijkbijeenkomsten belegd en werkloze piqueteros blokkeerden de hoofdwegen. De Argentinazo was geboren. In de eerste dagen vielen er 32 doden en 300 gewonden en werden minstens 2.500 Argentijnen gearresteerd. Twaalf dagen lang paste het Argentijnse volk zowat alle spontane tactieken van volksverzet en agitatie toe. President De la Rua moest met een helikopter uit zijn presidentieel paleis ontzet worden. In minder dan twee weken kreeg Argentinië vier presidenten.
Op het Wereldsociaal Forum in januari
Natuurlijk stellen de nieuwe massabewegingen die in deze prille 21e eeuw een weg banen door Latijns-Amerika, Azië en delen van Europa, nieuwe taken. Maar we kunnen ten aanzien van de massabeweging twee houdingen aannemen. Daarover schreef Lenin in Wat te doen? het volgende: ‘Dat de massabeweging een hoogst belangrijk verschijnsel is, daarover kan geen verschil van mening bestaan. Maar de gehele kwestie is hier, hoe het “bepalen van de taak” door deze massabeweging moet worden opgevat. Dit kan op tweeërlei wijze geschieden, óf in de geest van het buigen voor de spontane vormen van de beweging, dat wil zeggen van het terugbrengen van de rol van de sociaal-democratie tot eenvoudige dienstverrichtingen voor de arbeidersbeweging als zodanig; óf wel in de zin dat de massabeweging ons voor nieuwe theoretische, politieke, organisatorische opgaven plaatst, die veel gecompliceerder zijn dan die, waarmee men zich in de periode vóór het onstaan van de massabeweging kon tevreden stellen.’
Van ‘de beweging’ de heilige graal maken en de voorhoederol uit het oog verliezen of ontkennen is niet nieuw. Een eeuw geleden wilde een stroming in de Duitse sociaal-democratie het marxisme ‘herzien’. De belangrijkste woordvoerder van die herziening of revisie was Eduard Bernstein. die in
In april 1908 vatte Lenin de kern ervan samen in zijn artikel Marxisme en revisionisme: ‘De beweging is alles, het einddoel niets’ - dit gevleugelde woord van Bernstein drukt het wezen van het revisionisme beter uit dan vele lange beschouwingen. Van geval tot geval zijn houding bepalen, zich aanpassen aan de gebeurtenissen van de dag, aan het kleine politieke gedoe, de fundamentele belangen van het proletariaat, de meest kenmerkende eigenschappen van het gehele kapitalistische stelsel, van de gehele kapitalistische ontwikkeling vergeten en deze fundamentele belangen aan werkelijke of vermeende voordelen van het ogenblik opofferen – dat is de revisionistische politiek.’ ”
Je moet het maar kunnen, Lenin citeren waar hij het heeft over de noodzaak van een voorhoede-partij ZONDER te citeren wat Lenin (in diskussie met Martov op het Tweede Congres van de RSDAP) heel concreet bedoelde met VOORHOEDE-organisatie. Deze organisatieprincipes werden gehanteerd binnen de Bolsjevistische fractie NA het tweede congres van de RSDAP, en werden opgelegd aan heel de Communistische Partij opgericht in 1912. Binnen de PVDA is er namelijk de consensus(zie tekst van “SOA” in vorig artikel “Anti-Mertens (12)) dat die organisatieprincipes van “voorhoede-partij” uit de tijd zijn.
In “Hoofdstuk 3 “Het tijdperk van de transnationale ondernemingen” van zijn boekje heeft Peter Mertens het EIGENLIJK over de staat (en over “waar zit het echte anti-imperialistisch verzet in het Midden-Oosten?”).
Hij fulmineert tegen een nieuw-reformistische lijn die stelt dat “DE staat verdwijnt” waar hij dan tegenover stelt dat ECHTE marxisten stellen dat “DE staat zich versterkt”. Maar hij voelt zich niet verplicht om dan aan te geven hoe de ECHTE marxisten dan NU CONCREET de revolutie moeten leiden tegen de omverwerping van DE staat. Peter Mertens blijft vaag en algemeen: Hij zegt dat Europa de nieuwe staatsmacht “in wording is” maar dat de “rol van de oude (natie-?)-staten nog niet uitgespeeld is”
“‘Er komen steeds meer nationale staten, maar ze krijgen steeds minder macht. De economische politiek wordt gemaakt door multinationals, door grote internationale instellingen (van het Internationaal Muntfonds tot de Wereldhandelsorganisatie), terwijl de budgettaire prioriteiten (maar ook de veiligheidspolitiek) op een supranationaal niveau worden beslist (de Europese Unie)’ dat zegt Fausto Bertinotti.
Antonio Negri en Michael Hardt beamen dat. En ze gaan nog verder. De staten zouden niet alleen hun macht verliezen, de nieuwe macht zou tegelijkertijd overal en nergens zijn. In dat proces zien Negri en Hardt een overgang naar een stadium voorbij het imperialisme, dat ze Empire heten. ‘De soevereiniteit van de natiestaat was de hoeksteen van imperialismen die in de moderne tijd door de Europese machten werden gevormd’, zo schrijven ze. ‘In tegenstelling tot het imperialisme vestigt het Empire geen territoriaal machtscentrum en berust het niet op vastgestelde grenzen of barrières. Het is een gedecentraliseerd en gedeterritorialiseerd bestuursapparaat dat geleidelijk het gehele mondiale domein in zijn open, zich steeds uitbreidende grenzen inlijft.’ …
Negri en Hardt…: ‘…de staat is verslagen en bedrijven regeren nu de aarde!’ …
Bertinotti stelt dat de staten hun macht verliezen. Hij verwijst onder meer naar het ‘supranationale’ niveau van de Europese Unie. Dat is zonder meer juist. Maar de essentie is dat de EU op zich ook een staatsmacht is, een gecentraliseerde macht met wetten, regelgeving, leger, veiligheidsdiensten, ambtenarij, enz. En met een binnenlandse markt van bijna een half miljard inwoners. Zoals de geboorte van de oude Europese staten met legendes, mythes en nationalisme werd doorspekt, zo wordt de Europese Unie vandaag gelardeerd met nieuwe verhalen over ‘Europese cultuurbeschaving’ en ‘Europese waarden’.
De TNO’s hebben op veel fronten de steun nodig van de staatsmacht van hun thuisbasis. Zij hebben een wettelijk kader nodig om hun eigendom te beschermen. De juridische bescherming van het privé-bezit van de Europese TNO’s vormt de kern van het project voor een Europese grondwet. Terwijl het privé-bezit van grote bedrijven, landerijen, technologie en communicatie ‘heilig’ is, staan het organisatierecht, het vakbondsrecht, het stakingsrecht voortdurend onder druk (met dwangsommen, enz.). De TNO’s hebben ook nog steeds een staatsmacht nodig om de ‘binnenlandse markt’ te beschermen. …
De Europese TNO’s hebben nood aan de afgeschermde ‘binnenlandse’ markt van de 450 miljoen ‘consumenten’ van de EU. Zoals de tolbarrières uit het feodalisme moesten vernietigd worden om ‘nationale staten’ en ‘nationale markten’ op te richten, zo zijn vandaag de douanebeperkingen en monetaire schommelingen van de verschillende munten uit de oude Europese staten uit de weg geruimd om een grotere ‘Europese markt’ te creëren. Verder willen de TNO’s de garantie dat de productie vlot
De scherpe tegenstellingen tussen de Verenigde Staten van Bush, het Groot-Brittannië van Blair, het Spanje van Aznar en het Italië van Berlusconi enerzijds, en Frankrijk, Duitsland en zelfs België anderzijds, die tot uiting kwamen in de aanval tegen Irak, openbaarden dat er verschillende belangen zijn en dat die vertegenwoordigd worden door verschillende (grote) staatsmachten. Zelfs binnen de groeiende Europese staatsmacht zijn de oude staatsmachten niet ‘verdwenen’, zo bleek duidelijk….
De theorieën over het verdwijnen van de staat doorstaan de proef van het materialistische onderzoek niet. In tabel 8 kun je zien hoe de staatsbudgetten al een eeuw lang blijven stijgen. In Duitsland van 10 procent naar 46,9 procent van het BNP, in Frankrijk van 12,6 naar 54,3 procent, in Japan van 8,8 naar 36,9 procent en in de Verenigde Staten van 7,3 naar 32,8 procent….
Elke grote bedrijfsleider is alleen gericht op zijn eigen winstmaximalisatie. En dus heeft het kapitalisme ook nood aan een ‘collectieve kapitalist’, die de gemeenschappelijke taken van bedrijfsleiders, managers, speculanten, bankiers en grootgrondbezitters waarmaakt. De staat neemt die rol op.
Vervolgens wordt er gedebatteerd over hoe de staat het best zijn rol als ‘collectieve kapitalist’ kan opnemen. … De kern van de staat blijft: nagelnieuwe gerechtsgebouwen, gevangenissen, politie, veiligheids-diensten, leger, fondsen voor militair onderzoek (of ruimtevaart), antiterrorismemaatregelen, enz. Het is waar, in de VS worden zelfs bepaalde delen van het veiligheidsapparaat uitbesteed aan de privé-sector, maar met de Patriot Act wordt de gigantische centralisatie van het repressieapparaat onder controle van de staat voltooid.
Tabel 9 toont hoe toplui van het Amerikaanse staatsapparaat hoge posten bekleden in de oliesector en in de militaire sector. …Halliburton, Lockheed Martin, Chevron, McDonnell-Douglas, Northrop Grumman, BP Amoco, General Dynamics, enz., zijn rechtstreeks – niets eens meer verborgen – vertegenwoordigd in het staatsapparaat. Zij vormen de ‘economisch heersende klasse’ die dank zij het staatsapparaat ook de ‘politiek heersende klasse’ wordt. Zij hebben met grote sommen geld Bush aan de macht gebracht (zie daarvoor onder meer hoofdstuk 4.1.), zij zijn de drijvende kracht achter de militaire agressie van de Verenigde Staten. ….
Sinds de top van Lissabon in 2000 lanceert de Europese Unie zich op dezelfde piste. …Geld transfereren naar een Europees leger in opbouw is één van de redenen van de voorziene sociale afbraak.
Ook de ruimte vormt de inzet van de strijd voor de militaire hegemonie. De ‘sector’ wordt door de Verenigde Staten gedomineerd, met 50 procent van het marktaandeel tegenover 33 procent voor Europa, 6 procent voor Japan en 6 procent voor Canada. De Verenigde Staten beschouwen de ruimte als geprivilegieerd terrein. …
Verhinderen dat er nieuwe concurrenten opstaan. De Europese Unie reageerde prompt met het Star 21-project. Star 21 werd opgesteld door de Raadgevende Europese groep voor Aeronautica. Deze groep is het sprekende bewijs van de fusie tussen het Europese staatsapparaat en de militaire industrie. Hij is samengesteld uit 15 leden, onder wie de voorzitters van de zes belangrijkste TNO’s uit de sector: … Verder telt de groep vijf Europese commissarissen: Philippe Busquin (de Belgische socialist, verantwoordelijk voor Onderzoek), Pascal Lamy (de Franse socialist, verantwoordelijk voor Handel), Loyola de Palacio (voor Transport), Chris Patten (voor Buitenlandse Relaties) en Erkki Liikanen (tevens voorzitter van de groep). En tot slot is er nog Javier Solana (voormalig algemeen secretaris van de NAVO en vandaag verantwoordelijk voor Buitenlandse Politiek en Gemeenschappelijke Veiligheid). De laatste twee leden vertegenwoordigen het Europees parlement. Een mooie mengeling van de heersende klasse in Europa.
De vaders van Star 21 schrijven: ‘Een levensvatbare ruimte-industrie in dienst van de behoeften van de burgerlijke markt is nauw verbonden met de capaciteit op het gebied van veiligheid en defensie – en omgekeerd.’ Vandaar dat meer fondsen noodzakelijk zijn: ‘De steeds verder reikende verbintenissen van de Europese landen op het gebied van defensie en veiligheid vereisen de toekenning van steeds grotere budgetten. De onvermijdelijke conclusie is dat de algemene uitgaven moeten verhoogd worden.’
Wie zei daar dat staten, staatsmachten en grenzen verdwenen? De grenzen van het huidige imperialisme lopen niet alleen meer op aarde, maar doorklieven ook de ruimte.
Antonio Negri schrijft dat de staatsmacht verdampt is naar een ongrijpbaar en niet langer lokaliseerbaar niveau: ‘…’
Negri’s daden worden niet belemmerd door zijn eigen woorden. Zo roept Negri de Europese arbeidersklasse op zich achter de ‘eigen’ patroons te scharen om een ‘tegenwicht’ te vormen tegen de Verenigde Staten. Tijdens de campagne voor de Europese Grondwet[1] in Frankrijk in mei 2005 riep hij met dat argument de Fransen op ‘ja’ te stemmen: ‘De goedkeuring van de Grondwet zou betekenen dat we het noodzakelijke continentale machtsniveau vinden om weerstand te bieden aan het oorlogsproces van het Amerikaanse rijk. Om zich verder uit te bouwen, moet Europa nu de prijs van het liberalisme betalen. Het proletariaat heeft er belang bij zich bij lokale kapitalisten aan te sluiten om het hoofd te bieden aan het wereldkapitalisme.’
Daarmee vallen alle redeneringen over het verdwijnen of verdampen van de staatsmacht als een kaartenhuisje in elkaar. Tegenover de staatsmacht in het Witte Huis en het Pentagon, de staatsmacht van Brussel! En om de Europese staatsmacht-in-opbouw kans op slagen te geven dient de arbeidersklasse ‘zich bij lokale kapitalisten aan te sluiten’. 62 procent van de Nederlanders en 55 procent van de Fransen hebben Negri’s stemoproep niet gevolgd. Het was een klassenstem, om duidelijk te maken dat er ‘geen gemeenschappelijk belang’ is tussen de patroons van BASF, TotalFinaElf, Deutsche Telekom, Renault, Unilever, BP enzovoort en de Europese arbeidersklasse.
In feite stelt Negri voor wat de 15 regeringsleiders in
Het meest concurrentieel worden dankzij een sociaal beleid? Zoiets heet oplichterij en politieke zwendel. Het ‘sociale’ beleid van Lissabon is een oorlogsverklaring: aan de vaste arbeidscontracten, aan het recht op rust na een leven van arbeid, aan het onderwijs en aan de openbare dienstverlening. Europa kan alleen competitiever worden, zo beveelt Lissabon aan, als de belangrijkste sociale verworvenheden worden afgebroken.[2]
Om ‘de meest competitieve en dynamische economie ter wereld’ te worden, moet de EU ook een slagkrachtig militair apparaat uitbouwen. Die les trok de machtigste Europese patroonsorganisatie, de Ronde Tafel, al uit de Eerste Golfoorlog: ‘Europa had belangen op het spel staan in de Golf en ideeën over wat er moest gebeuren. Maar toen het inzetten van geweld aan de orde kwam, beschikte Europa niet over de beslissingsmechanismen, noch over de middelen om eventueel tussenbeide te komen. Beweren dat de Gemeenschap economische kwesties zelf kan regelen terwijl het zijn buitenlandse politiek door anderen laat beheren, is toch een anachronisme.’30 Als het er echt op aankomt hebben BP, TotalFinaElf & Co een volwassen militair apparaat nodig. De EU zal haar militaire budget de komende jaren drastisch verhogen. …Het militaire budget omhoog, dat is de prijs om numero uno te worden. En die prijs zal niet door de transnationale ondernemingen worden betaald. Zoveel is zeker. ‘Om de oorlog te winnen, om ons land te verdedigen en de economie er terug bovenop te helpen, zal onze begroting een tekort vertonen. Dit tekort zal beperkt zijn als het Congres bereid is de uitgaven te beperken (andere dan militaire uitgaven, Peter Mertens)…’ verklaarde George W. Bush in zijn State of the Union van 2002. Ten gevolge daarvan daalden de budgetten voor gezondheid, onderwijs, openbare diensten enzovoort drastisch.”
Veel woorden om te zeggen dat “echte”marxisten “de” staat nog als een instelling zien voor de kapitalisten en dat “echte” marxisten nog er in het algemeen nog van uit gaan dat “de” kapitalistische staat met het kapitalisme moet verdwijnen. Maar Peter Mertens is niet duidelijk of de “echte”marxisten binnen de PVDA nu, als “echte” voorhoede, de leiding “decreteren”van de arbeidermassas tegen de kapitalistische staat Europa “nog in wording” of eerst nog tegen de “oude” nationale staat België wier “rol nog niet is uitgespeeld” en wier werking “nog altijd aan het versterken is als men de huidige (Belgische) overheidsbestedingen in percent van het BBP beschouwt tov van die van een eeuw geleden”. Nu wordt Nadine Rosa Rosso ondermeer verweten dat zij de partij organisatorisch wilde richten op de taak die de partij zich oplegde in het Zevende Congres (2001):
“6. De werkende klasse van Europa moet de multinationals die dit imperialistisch Europa hebben gecreëerd, onteigenen, zowel om hun eigen emancipatie te verwezenlijken als om hun plicht van revolutionaire solidariteit tegenover de onderdrukte naties te vervullen.
7. Om deze taak volledig te kunnen vervullen, moeten de werkers van Europa beschikken over hun eigen gecentraliseerd staatsapparaat, hun eigen leger, hun eigen gerecht, hun eigen economische planning.
8. Enkel een Europees staatsapparaat in handen van de werkers zal op termijn in staat zijn de macht van de Europese imperialistische monopolies definitief te breken en de belangen van de werkers en volkeren van de hele wereld te verdedigen.
9. Dit is een historische taak van de volkeren van Europa, en de arbeidersklasse moet de leiding nemen van deze strijd. De Europese arbeidersklasse zal haar dictatuur moeten uitoefenen om de definitieve onteigening, zonder schadeloosstelling, van de Europese monopolies te verwezenlijken en om hun rijkdommen in de handen van de werkers te geven en om de productie te organiseren volgens de economische wetten van het socialisme.
10. Het proletariaat moet zijn eigen strategie en politiek op autonome wijze bepalen. Elk verzet tegen de Europese Unie moet gericht zijn op de vernietiging van alle Europese instellingen door de socialistische revolutie en op hun vervanging door instellingen van het volk, onder leiding van het Europese proletariaat.”
Maar Peter Mertens en co verzette zich hiertegen. En Nadine Rosa Rosso werd verweten (in Resolutie over de voormalige algemeen secretaris,
De PVDA moest en zou georganiseerd blijven, alsof België, formeel dan toch, hoofddoel bleef van de “socialistische revolutie”. Elk poging tot oprichting van een Europese Communistische Partij, met als doel de socialistische revolutie in EUROPA en de diskussie die hierbij gevoerd wordt met andere communistische partijen in Europa, die tot nu toe, net zoals de PVDA tot dan, georganiseerd blijven alsof zij in hun EIGEN land EERST de socialistische revolutie moeten voeren, werd afgewezen.
Nadine Rosa Rosso werd verweten: “Onder het mom van internationalisme heeft deze stelling (Belgie als één kleine provincie in Europa” ‘) geleid tot sectaire en fractionistische opvattingen ten aanzien van de Europese communistische partijen en organisaties”
Hetgeen Peter Mertens dus NIET duidelijk zegt in zijn boekje is in de realiteit: De PVDA blijft georganiseerd, ALSOF, FORMEEL DAN TOCH, de socialistische revolutie tegen de Belgische staat wordt gevoerd. Iedereen die dat anders ziet, zoals Nadine Rosa Rosso blijkbaar, hoort niet in de PVDA, aldus Peter Mertens.
De draad kwijt? Ga dan terug naar het eerste artikel in de reeks.
[1] De Europese Grondwet wil in stenen tafelen beitelen dat het hoogste principe in de politieke economie is: ‘de vrije en onvervalste concurrentie’. Zodat de openbare diensten, de post en de ziekteverzekering kunnen worden verkocht aan de grote financiële groepen. De Grondwet garandeert niet het recht op pensioen, op werkloosheidsuitkeringen, op een minimuminkomen, op huisvesting, op abortus. Zij vervangt het recht op werk door het recht om werk te zoeken en rept met geen woord over het stakingsrecht. Tot slot bereidt de Grondwet Europa voor op oorlog en gaat ervan uit dat de lidstaten zich ertoe verbinden hun militaire capaciteit geleidelijk te verbeteren. (noot van Peter Mertens)
[2] Die afbraak gebeurt langs vier assen: 1. Om Europa concurrentiëler te maken dan de Verenigde Staten moet de tewerkstellingsgraad opgedreven worden door de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de verlenging van de loopbaan. De tewerkstellingsgraad moet 70 procent bereiken in 2010. Dat kan door het massaal scheppen van precaire, flexibele interimjobs en door de verlenging van de loopbaan. 2. De sociale zekerheid uithollen om de ‘loonkost’ te verlagen. Door loonlastenverlaging moet bespaard worden op de sociale zekerheid voor de ouderen, de zieken, de werkzoekenden. 3. Het onderwijssysteem hervormen om flexibel op de behoeften van de patroons te kunnen inspelen. 4. Allesmoet koopwaar worden. In Lissabon werd besloten ‘de liberalisering te versnellen van sectoren als gas, elektriciteit, postdiensten en transport’. Ten koste van de veiligheid op de treinen en op de perrons, ten koste van de sociale rol van de postbode, ten koste van de kwaliteit van de dienstverlening in het algemeen.(noot van Peter Mertens)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten