maandag 17 maart 2008

Anti-Mertens (16): Peter Mertens verdedigt een reformistische partijopvatting


Ook inzake Partijopvatting vormt Resolutie 1999 een breuk met de partijopvatting die de PVDA aanhing VOOR het vijfde congres (en zoals dat in sommige stukken van “partij van de revolutie” toch nog wordt beleden)
Lees hieronder over "Partijopvatting" zoals dat naar voor komt in hoofdstuk III, 3 van "Partij van de Revolutie" en wordt geconcretiseerd in Resolutie 1999:

"…190. Wij moeten sommige van onze opvattingen over de voorhoede-partij herzien, ze duwen ons, in de huidige omstandigheden, naar sectarisme en dogmatisme, dwz naar erg zuivere opvattingen, die ons van de progressieve massa's afsnijden, die potentieel bij ons zouden kunnen komen. Dat houdt verband met het onevenwicht tussen ons intern werk, dat "erg juist is vanuit ML-standpunt" en onze beperkte politieke impact en organisatorische greep op de massa's. 191. " In de partij zoals die vandaag is opgebouwd en werkt, is er een groot probleem van bureaucratic, men houdt zich niet bezig met de mensen, de sympathisanten, de potentiele leden. Men registreert honderden medewerkers, maar dat heeft geen enkele implicatie op de praktijk. Wij zijn niet in staat de mensen duurzaam te ornkaderen."
192. " Wij zijn als een strovuurtje, komen voorbij, verkopen onze krant, maken medewerkers, en dan niets meer ." Activisme, in plaats van opbouw van een organisatie met de mensen zoals ze zijn. Activisme van onze kant die het de mensen niet mogelijk maakt zich stap voor stap te engageren voor de revolutie.
193. "De secte-opvatting is diep verankerd, een houding van geen vertrouwen hebben in de
massa's" . Men behoudt het imago van een partij voor 'supermensen' : nieuwe kameraden mogen niet alleen van deur tot deur gaan. Geen bekommernis om de nieuwe mensen te omkaderen om hen zo vlug mogelijk te leren op een 'doenbaar' niveau te militeren. " En men klaag dat men alles zelf moet doen ! ".
194. Dat is tegelijkertijd een houding van geen vertrouwen in de partij, orndat men niet gelooft dat de partij goed
kan overkomen bij de massa's. Dat is de organisatorische implicatie die volgt uit het niet verstaan van de verhouding tussen politiek en tactiek. Indien onze tactiek juister is, zullen onze leden zich gemakkelijker verbinden met de progressieven….
…197. Er moeten aangepaste scenario's zijn voor de
massa medewerkers. Eenvoudige
campagnes, die de mensen interessant en belangrijk vinden, met de middelen die zij
kunnen gebruiken. Met begeleiding, politieke steun 'van lage intensiteit': eenvoudige teksten, video's.
198.
"Het sectarisme brengt ravages aan, routine, defaitisme en de geest van de kleine partij. We laten ons als kleine kinderen isoleren in de fronten. Geen werk op lange termijn om de linkerzijde bij ons te brengen, het centrum te winnen, de rechterzijde te isoleren…."
…229. Op basis van de voornaamste besluiten van de verkiezingen, een planning van 14 maanden opmaken, tot na de gemeenteraadsverkiezingen. We moeten de partij reorganiseren in functie van de doelstellingen voor de komende 14 maanden…."
…244. Het fundamenteel programma uitstellen naar later, vastleggen welk voorbereidend werk moet en
kan gedaan worden tijdens deze periode. In de onmiddellijke toekornst is het niet het gebrek aan een samenhangende visie op het kapitalisme en het imperialisme vandaag of een revolutionair strijdprogramma voor de komende tien jaar, dat ons het meest blokkeert. Het is wel degelijk de vertaling van de grote hoeveelheid ML-analyses waarover wij beschikken in agitatie en propaganda die op het niveau staan van de arbeiders en werkers…."

Hiertegenover staat“Partijopvatting, commentaar op de statuten” tekst van het 2e Congres van de PVDA in 1983. Nergens in één van de vele resoluties van 1999 tot 2004 wordt verwezen naar deze “partijopvatting”, dat nochtans een gestemde congrestekst is.:

“…In zijn strijd tegen het spontaneïsme en het economisme legde Lenin de grondslag voor de revolutionaire partijopvatting (“Wat te doen”? “ – 1902)
Het spontaneïsme stelt dat het socialistisch bewustzijn spontaan uit de arbeidersklasse en uit de klassenstrijd opduikt. Hoe méér de arbeidersklasse strijd voert, hoe sterker het bewustzijn wordt dat het systeem moet vernietigd worden en vervangen door een socialistische maatschappij.
Lenin: “Het sociaal-democratisch bewustzijn kon nog niet bestaan bij de arbeiders. Dit kon slechts van buitenaf worden bijgebracht. De geschiedenis van alle landen getuigt, dat de arbeidersklasse uit eigen krachten uitsluitend een trade-unionistisch bewustzijn kan uitwerken, dit wil zeggen de overtuiging van de noodzaak om zich in bonden te verenigen, strijd tegen de ondernemers te voeren, van de tegering het afkondigen van deze of gene voor de arbeiders noodzakelijke wetten te verkrijgen, enz… De leer van het socialisme echter ontstond uit de filosofische, historische en economische theorieën, die door de geschoolde vertegenwoordigers van de bezittende klassen, het intelect, waren tot stand gebracht.

De Leninistische Partijopvatting steunt op volgende basisstellingen:

a. Het socialisme is een wetenschap. De socialistische leer is gegrondvest op een wetenschappelijke denkmethode. Hij omvat de wetenschappelijke lessen die werden getrokken uit de klassenstrijd op nationaal en internationaal vlak. Hij maakt een wetenschappelijke analyse van de burgerlijke theorieeën op filosofisch, economisch en politiek vlak en geeft een weg aan naar het socialisme. Deze weg is gebaseerd op een rigoueuze ontleding van de grondslagen en wetten van het kapitalisme op economisch en politiek vlak.

b. Deze wetenschappelijke socialistsiche leer kan alleen van buitenuit worden binnengebracht in de arbeidersbeweging. De spontane klassenstrijd en het wetenschappelijk socialisme ontstaan volledig los van mekaar, maar hebben een gemeenschappel;ijke bodem: de kapitalistische productieverhoudingen. …

c. Men kan van géén socialistisch bewustzijn spreken zonder deze fusie van arbeidersbeweging en intelectuele analyse. Deze fusie krijgt vorm in de revolutionaire partij van de arbeidersklasse. Voor de arbeiders stelt zich de taak om zich intelectueel te vormen, om zich te laten leiden door een wetenschappelijke theorie. Men kan niet van een socialistische bewustzijn spreken zonder dat de voorhoede het marxisme-leninisme verwerft en het als basis neemt voor haar handelen.
Voor de intelectuelen stelt zich als taak om zich op het klassestandpunt van de arbeidersklasse te plaatsen en zich op georganiseerde wijze ten dienste te stellen van de arbeiderstrijd. …

Deze basisstellingen zijn bepalend voor de partijopvatting, Een revolutionaire partij is in wezen een voorhoed-partij. Ze organiseert het meest bewuste deel van de arbeidersklasse, het deel dat in staat is het wetenschappelijk socialisme eigen te maken en zich op het standpunt te stelt van de historische belangen en de historische taak van de klasse. Door het totstandkomen van deze partij stelt de arbeidersklasse zich als klasse op tegenover de burgerij, met eigen fundamentele belangen, steunend op een wetenschappelijke analyse en een wetenschappelijk programma. De partij vertegenwoordigt in die zin de gehele klasse en leidt de gehele klasse naar de realisering van dit programma ….
Een andere nederlaag , die van de Duitse revolutie in 1918-1923, toont hoe een aanvankelijk succesvolle arbeidersopstand te pletter loopt, ondermeer door gebrek aan een ervaren, krachtige Kommunistsische Partij. De Partij (KPD) bestond niet als zelfstandige georganiseerde kracht voor 1917 – de 3 à 4000 revolutionairen waren verdeeld over 3 losse stellingen, waaronder de Spartacus Bond van Rosa Luxemburg. Er was grote desorganisatie, gebrek aan ideologische en politieke klaarheid bij de voorhoede, op het ogenblik dat de massa`s in beweging kwamen. …
Zowel de revolutionaire als de reformistische partijopvatting staan in functie van het doel dat ze willen realiseren. De communistische partij wil de massa`s aanvoeren naar de revolutie, naar de onverwerping van de kapitalistische staat door het revolutionair geweld van de massa`s. Het is de hoofdkwartier voor de actie, voor het leiden van steeds grotere massabewegingen. Het is een partij die steunt op een innige band tussen voorhoede en
massa.
De reformistische partij is niet voortbestemd om het kapitalisme te vernietigen maar om het mee ste besturen. Het reformisme is de uitdrukking van de burgerlijke greep op de arbeidersbeweging. Het kapitalistisch systeem moet langzaam “hervormd” en “verbeterd” worden….
De reformistische partij probeert een zo breed mogelijke
massa te scharen achter een politiek die op alle essentiële punten de belangen van het grootkapitaal vrijwaart. De partij heeft de steun van de massa nodig bij verkiezingen om een zo groot mogelijk deel van de staatsfuncties naar zich toe te trkennen, om haar plaats in het staatsapparaat te vrijwaren. De relatie tussen de partij en de massa is er een van bedrog, demagogie en onderworpenheid. De massa kiezers waarop de partij steunt hebben niets reëel in te brengen in de praktische politiek van de partij. Die wordt afgestemd op de noden van het grootkapitaal. De politiek wordt gemaakt door een smalle laag partijverantwoordelijken en topfunctionarissen in het staatsapparaat, die hun lot volledig met dat van het kapitalisme verbonden hebben…..
Het verwerpen van het concept voorhoedepartij heeft als kern dat de sociaal-democratie het kapitalisme niet wil vernietigen. Het reformisme heeft altijd middelen gevonden om dat te verbergen. Het marxisme-leninisme en de leninistische partijopvatting werden door de jaren heen afgedaan als “onaangepast aan de specifieke situatie”, “voorbijgestreefd door de ontwikkeling van de maatschappij”.
De grote sympathie voor de Russische revolutie onder het internationale proletariaat verplichtte de sociaal-democratie om zich solidair te verklaren met de “diktatuur van het proletariaat” in Rusland, waarbij zijzelf koos voor methodes die beter waren “aangepast”aan de burgerlijke democratie, aan de “specifieke situatie”in West-Europa. De Russische revolutie, de leninistische partijopvatting, was alleen toepasselijk, in een situatie ven verplichte klandestiniteit, van achterlijkheid van de productie en van het proletariaat ….
Het “nieuwe” reformisme heeft dezelfde argumenten terug opgewarmd tegen de golf van marristische ideeën die zich na `68 heeft verspreid. Een nieuwe tegengolf van spontaneïsme heeft de vorming van revolutionaire communistische partijen bekampt. Één van hun woordvoerders en theoreticus van het “marxisme zonder Lenin”was André Gorz. In 1972 schrijft hij boeken vol met lofzangen op het spontane initiatief van de arbeidersmass en tegen de theorie van Lenin over de noodzaak van een georganiseerde en geschoolde voorhoede. Uit “actualiteit van de revolutie” (Van Gennep, 1972):
De bolsjevistische opvatting van de partij als georganiseerde voorhoede, gescheiden van de massa`s, bevatte de kiem van het merendeel van de latere ontaardingen van de Sovjetmacht. De elitaire opvatting van een georganiseerde avant-garde was niet vereist door de essentie van de strijd en van de revolutionaire partij: het zijn de historische voorwaarden van de klandestiene revolutionaire partij in Rusland (…) die een scheiding nodig maakten tussen voorhoede en massa (…) In dit opzicht zijn de voorwaarden vandaag fundamenteel anders. Het is niet de fundamentele taak van de revolutionaire partij om van bovenaf te leiden en onder controle te houden, maar om het vermogen tot initiatief, tot organisatie van zichzelf (dat bij de massa`s aanwezig is) te stimuleren en naar buiten te laten komen.”(p.59)….

Verschillende opvattingen in de “KPD-stroom” betekenen een terugkeer naar de oude spontaneïstische stellingen. Het afwijzen van het concept “voorhoedepartij”, het verheerlijken van de “nieuwe” bewegingen en strijdvormen, het buigen voor alles wat spontaan onder massa opduikt.
Men moet elk principe, van gelijk welke mogelijke instantie verwerpen, die meent beter te weten dan de
massa wat zij wil. Bijgevolg moet men de spontane vormen van massa-democratie erkennen en ondersteunen, zoals ze zich voordoen, op het economisch, politiek en sociaal vlak”. (tekst G.R. p. 38)
Dit spontaneïsme leidt tot dezelfde stellingen over socialisme en overgang naar het socialisme als deze die het reformisme kenmerken. “Het lijkt me correcter te zijn het socialisme op te vatten als een maatschappij “gewild”door de mensen en mogelijk. Dit subjectief aspect lijkt me belangrijk. Het legt immers de nadruk op de bewuste actie van de massa`s als motor van de toekomstige historische ontwikkeling. Het legt de nadruk op een “keuze tussen vershillende mogelijkheden van evolutie van de geschiedenis”. De keuze voor de socialistische maatschappij gaan dus keuzes sijn die gewild zijn door de massa`s en niet aan hen opgelegd door een partij die zich opwerpt als enige bezitter van de kennis en van de enige “wetenschappelijke”weg die moet gevolgd worden.” (tekst G.R. p. 39)

Sommigen vinden dat de strijd voor de celopbouw rond de fabrieken overdreven is gevoerd en stellen een terugkeer voor naar meer “spontane”organisatievormen, afhankelijk van wat de massa`s spontaan willen doen. “De ‘celopbouw’als centrale leiddraad van het organisatiewerk is indertijd gegroeid uit de strijd tegen het spontaneïsme. De strijd cel of comitee. Na al die jaren vraag ik mij af in hoeverre we niet ‘te ver’ zijn gegaan in die ‘strijd’. Moeten we niet méér aansluiten bij, gewoon organiseren wat ze wél willen doen? Meer steunen op enthousiame voor wat men wil doen, dan op ‘plicht’ tot opbouwen? “….
Centraal in de strijd van Lenin voor de partijopbouw stond het bekampen van het economisme en het anarcho-syndikalisme. De economisten beweerden dat de politieke strijd tegen de tsaar de zaak was van de burgerij en dat de arbeidersklasse zich moest concentreren op de economische strijd. Het hoofdbelang van de arbeiders lag in de strijd tegen het patronaat voor hogere lonen en betere werkvoorwaarden. De strijd tegen de regering moest gevoerd worden als een strijd voor betere arbeidswetten. Dit noemden de economisten “aan de economische strijd zélf een politiek karakter geven”.

Lenin vernietigde deze stroming tot op de grond. Hij toonde aan dat ze de arbeiders veroordelde tot eeuwige slavernij. Het fundamenteel belang van de arbeidersklasse daarentegen is te vechten voor de vernietiging van het kapitalisme, een politieke strijd te voeren voor de macht, voor het kapotbreken van het staatsapparaat en voor het instellen van de diktatuur van het proletariaat. Daartoe moet een permanente politieke propaganda gevoerd worden, moet de arbeidersklasse in die zin worden opgevoed en voorbereid, moet in elke strijdbeweging dit politiek bewustzijn worden binnengebracht…. De vertegenwoordigers van het kleinburgerlijk en burgelijk socialisme in de Partij spreken zich uit tegen de leidende rol van de revolutionaire partij….
De marxist-leninistische partij mag niet de “pretentie”hebben alléén over de waarheid te beschikken…
“… Ze moet ordewoorden, ideeën voorstellen. Indien het goede ideeën zijn, zullen ze aanvaard worden en zullen ze de strijd doen vooruitgaan, maar men moet niet van het axioma vertrekken dat de goede ideeën noodzakelijkerwijze vooral van de Partij komen…”(Tekst G.R. p.49)…

“Men moet elk principe verwerpen van gelijk welke instantie die beweert beter te weten dan de massa wat zij wil”. (tekst G.R. p. 38)…
De geschiedenis van de communistische beweging toont gevallen waarin een te ruime openstelling van de partij het voorhoedekarakter ondermijnt met negatieve gevolgen voor de revolutionaire strijd. In auguatus 1945 heeft in Indonezië een nationaal-democratische revolutie plaats tegen het Nederlands imperialisme. Ze wordt geleid door de nationale burgerij en de KP neemt deel aan de macht. De KP slaagt er niet in de leiding te nemen van de revolutie om, zoals in
China de diktatuur van het proletariaat te vestigen. In 1965 heeft een staatsgreep plaats en Suharto installeert een militaire diktatuur. De Indonezische KP maakt een zelfkritiek op haar werk van de voorbije 20 jaar. Één van de belangrijkste aangehaalde fouten is té breed openstellen van de Partij:
“De liberalistische lijn op organisatorisch vlak heeft zich geuit in de tendens om van de KPI een partij te maken met zoveel mogelijk leden, een partij met een lakse organisatie, die een massapartij werd genoemd Het massakarakter van de partij wordt niet in de eerste plaats bepaald door het groot aantal leden, maar voor alles door de nauwe contacten van de partij met de massa`s, door de politiekte lijn die de belangen van de volksmassa`s verdedigt, met andere woordenm door de toepassing van de massalijn van de partij. Die massalijn kan slechts worden toegepast wanneer de voorwaarden die de rol van de partij als voorhoedeafdeling bepalen, strikt worden nageleefd, wanneer de leden van de partij zijn samengesteld uit de beste elementen van het proleteriaat en gewapend zijn met het marxisme-leninisme.” (zelfkritiek van het Politiek Comitee van de communistische partij van Indonezië, 3-4 september 1966)…”

De revisionistische fractie, waartoe wellicht OOK Nadine Rosa Rosso toe behoorde, maar waar NU Boudewijn Deckers de protagonist van is én in ieder geval ook Peter Mertens, heeft de PVDA sinds het Vijfde Congres (1995) stap voor stap geloodst in de richting van een reformistische partij zoals die in uiterste vorm beschreven staat in “Partijopvatting, commentaar op de statuten” tekst van het 2e Congres van de PVDA in 1983 :

« … De reformistische partij probeert een zo breed mogelijke massa te scharen achter een politiek die op alle essentiële punten de belangen van het grootkapitaal vrijwaart. De partij heeft de steun van de massa nodig bij verkiezingen om een zo groot mogelijk deel van de staatsfuncties naar zich toe te trkennen, om haar plaats in het staatsapparaat te vrijwaren. De relatie tussen de partij en de massa is er een van bedrog, demagogie en onderworpenheid. De massa kiezers waarop de partij steunt hebben niets reëel in te brengen in de praktische politiek van de partij. Die wordt afgestemd op de noden van het grootkapitaal. De politiek wordt gemaakt door een smalle laag partijverantwoordelijken en topfunctionarissen in het staatsapparaat, die hun lot volledig met dat van het kapitalisme verbonden hebben…..
Het verwerpen van het concept voorhoedepartij heeft als kern dat de sociaal-democratie het kapitalisme niet wil vernietigen. Het reformisme heeft altijd middelen gevonden om dat te verbergen. Het marxisme-leninisme en de leninistische partijopvatting werden door de jaren heen afgedaan als “onaangepast aan de specifieke situatie”, “voorbijgestreefd door de ontwikkeling van de maatschappij”. …
De grote sympathie voor de Russische revolutie onder het internationale proletariaat verplichtte de sociaal-democratie om zich solidair te verklaren met de “diktatuur van het proletariaat” in Rusland, waarbij zijzelf koos voor methodes die beter waren “aangepast”aan de burgerlijke democratie, aan de “specifieke situatie”in West-Europa. De Russische revolutie, de leninistische partijopvatting, was alleen toepasselijk, in een situatie ven verplichte klandestiniteit, van achterlijkheid van de productie en van het proletariaat…”

Zo komt de partijopvatting die naar voor komt in de resolutie van 1999 gevaarlijk dicht bij die van Andre Gorz zoals die in 1972 formuleerde (en die op het Tweede Congres als negatief voorbeeld, BESTREDEN):

« .. Het is niet de fundamentele taak van de revolutionaire partij om van bovenaf te leiden en onder controle te houden, maar om het vermogen tot initiatief, tot organisatie van zichzelf (dat bij de massa`s aanwezig is) te stimuleren en naar buiten te laten komen….”

…of bij die van een voormalig partijkader van de PVDA die in 1983 ontslag nam op basis van de overtuiging van de juistheid van het “nieuw reformisme”:

“…“Men moet elk principe, van gelijk welke mogelijke instantie verwerpen, die meent beter te weten dan de massa wat zij wil. Bijgevolg moet men de spontane vormen van massa-democratie erkennen en ondersteunen, zoals ze zich voordoen, op het economisch, politiek en sociaal vlak……Het lijkt me correcter te zijn het socialisme op te vatten als een maatschappij “gewild”door de mensen en mogelijk. Dit subjectief aspect lijkt me belangrijk. Het legt immers de nadruk op de bewuste actie van de massa`s als motor van de toekomstige historische ontwikkeling. Het legt de nadruk op een “keuze tussen vershillende mogelijkheden van evolutie van de geschiedenis… De keuze voor de socialistische maatschappij gaan dus keuzes sijn die gewild zijn door de massa`s en niet aan hen opgelegd door een partij die zich opwerpt als enige bezitter van de kennis en van de enige “wetenschappelijke”weg die moet gevolgd worden…. Moeten we niet méér aansluiten bij, gewoon organiseren wat ze wél willen doen? Meer steunen op enthousiame voor wat men wil doen, dan op ‘plicht’ tot opbouwen?… “

Lees maar verder in volgend artikel. Bent u de draad kwijt, ga dan terug naar het eerste artikel in deze reeks.

Geen opmerkingen: