dinsdag 4 maart 2008

Anti-Mertens (7):Analyse pseudo-marxisme PVDA-kader Peter Mertens


Peter gaat verder:

“Noch de leidende rol van de arbeidersklasse noch de voorhoederol van de revolutionaire partij vallen zo maar te decreteren, schrijft Nadine Rosa-Rosso: ‘Je kunt niet zomaar de voorhoederol van de communisten en de arbeidersklasse decreteren. Die rol moet gerealiseerd worden in de actie, in de vorming en de ontwikkeling van een eenheidsfront van alle lagen van de bevolking en doorheen de actieve deelname aan alle vormen van verzet.’…
De sleutel tot dat inzicht in het Communistisch Manifest lag niet in de waarneming hoe de – pas ontluikende – klassenstrijd zich afspeelde. De sleutel lag in een analyse van het kapitalisme. Marx en Engels stelden vast (‘decreteerden’) dat de arbeidersklasse, op basis van haar plaats in het kapitalisme, de leidende rol in de sociale omwenteling toekomt. Rosa-Rosso heeft vandaag moeite om de voortrekkersrol van de arbeidersklasse te ‘decreteren’.…
Wat de arbeiders tot voortrekkers ‘decreteert’, dat is de geschiedenis zelf, dat zijn de economische, politieke en organisatorische wetten van het -kapitalistische stelsel. Zolang het kapitaal bestaat, kan de sociale kracht die het kapitaal doet vermeerderen ook niet verdwijnen. Zonder productieve arbeid geen meerwaarde en geen winst voor de patroons. Er is een klein miljard arbeidersfamilies op deze wereld, zij zijn de moderne doodgravers van dit systeem van TNO’s en winstmaximalisatie. Zij vormen, zoals Marx en Engels in hun Communistisch Manifest optekenden, de beweging van de meerderheid: ‘Alle bewegingen waren tot dusver bewegingen van minderheden of in het belang van minderheden. De arbeidersbeweging is de zelfstandige beweging van de overweldigende meerderheid, in het belang van de overweldigende meerderheid. De arbeidersklasse, de onderste laag van de huidige maatschappij, kan zich niet verheffen, niet oprichten, zonder dat de hele bovenbouw van de lagen die de officiële maatschappij vormen, opgeblazen wordt.’…”

Daar waar Peter Mertens fulmineert tegen de formulering van Nadine Rosa-Rosso tegen het “decreteren van de voorhoederol van de communisten en de arbeidersklasse ”en waar hij ALLEEN maar ingaat op een DEEL van de formulering van Nadine RR namelijk “tegen het decreteren van de voorhoederol.. van de arbeidersklasse’, wil ik hem even een citaat geven van een tekst (“Partijopvatting”) van het 2e Congres van de PVDA in 1983:

“De leidende rol van de Partij is geen gegeven a priori en wordt niet bij decreet gerealiseerd. Ze moet permanent opnieuw worden waargemaakt door een wisselwerking van studie van het marxisme-leninisme, onderzoek van de concrete realiteit, voortdurende onderwerping aan krititk en deelname aan de massastrijd.”

En bewust of onbewust, maar Peter Mertens haalt twee zaken door elkaar, schuift die over elkaar naar één zaak of wisselt ze willekeurig uit: Ten eerste de vaststelling dat de arbeidersklasse de revolutionaire klasse is en ten tweede de taak van de communisten om de uiterste voorhoede van de arbeidersklasse te zijn EN om de voorhoede van de arbeidersklasse verder te ORGANISEREN IN de communistische partij. Hij maakt hierbij gebruik van OFWEL een arbitrair uitgekozen beperkt citaat van Nadine Rosa Rosso, OFWEL van een inderdaad opportunistische formulering van haar. Maar dat maakt Peter Mertens zelf niet minder opportunistisch.

“In het tweede hoofdstuk belichten we dat de arbeidersklasse er een kleine eeuw over gedaan heeft om zich te kunnen organiseren, zeker in de grotere sectoren. De opbouw van de vakbond is een proces van vallen en telkens weer opstaan….
…pionierswerk verrichten in onderaannemingen, interimbedrijven en nieuwe sectoren. Tegelijk leren ervaringen zoals in
Korea dat de organisatie en slagkracht op werkvloer van de grote onderne-mingen nog altijd doorslaggevend is.
Aan de wieg van alle vakbewegingen en arbeiderspartijen staat de inzet van een relatief kleine groep voortrekkers. Het is nodig inzicht te verwerven in de wetten van het kapitalisme en van de klassenstrijd, stelde Karl Marx. Op basis daarvan
kan ‘het meest besliste, meest vooruitstuwende deel’ van de arbeidersbeweging zich organiseren in arbeiderspartijen. De eerste arbeiderspar-tijen, met veel zweet en tranen opgericht, strandden in verzoening met het systeem. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden ze voorgoed in het kapitalisme ingemetseld. De communistische partijen, die hen opvolgden, hebben verder pionierswerk verricht in de organisatie en bewustmaking van de arbeidersbeweging. Met de recente oprichting van de partij van Europees Links zijn ook een aantal oorspronkelijk revolutionaire partijen verstrikt geraakt in het web van het kapitalistische systeem. Dat stelt de uitdaging om in de wereld van vandaag authentieke communistische arbeiderspartijen (verder) uit te bouwen, nog scherper.”…
Nadine Rosa-Rosso is van oordeel dat het haast niet meer menselijk is – het is alleen nog weggelegd voor helden – de arbeidersklasse in de bedrijven te organiseren. In haar bijdrage aan het tijdschrift Contradictions noteert zij: ‘We zijn het er allemaal over eens dat de arbeider een totale mens is, een volledige burger. Momenteel vertoont de arbeiderswereld de neiging aan kracht in te boeten door het materiële feit van de verdwijning van ondernemingen, zelfs van hele industriële sectoren, en door dit andere materiële feit dat de arbeidsvoorwaarden in de bedrijven dermate zijn verslechterd dat de opbouw van die kracht bijna heldenwerk is.[1] Dat beweert zij ook elders: ‘Het bedrijf verandert meer en meer in een hel waar zelfs het denken onmogelijk gemaakt wordt, waar de arbeid onverbiddelijk afstompt, en de arbeider moreel en fysiek uitgeput wordt.’[2]
De arbeidersklasse dan maar organiseren ‘buiten de hel van de fabriek’, buiten de productiesfeer?
Marx heeft in Het Kapitaal de wetten uiteengezet die onvermijdelijk naar de onmenselijkheid
leiden. Zo schrijft hij over de verlenging van de arbeidsdag: …
Volgens Rosa-Rosso zouden de arbeidsomstandigheden vandaag zo hels zijn dat de arbeiders niet langer op de werkvloer te organiseren zijn. Hoe moest de jonge arbeidersbeweging het dan midden negentiende eeuw doen? Waren de beginnende industrieën ook geen ‘lieux infernal’ (helse omstandigheden)? Stompte het werk toen niet ‘moreel en fysiek’ af? Waren de werkomstandigheden toen beter? Marx heeft maar één antwoord op de ‘weerwolfhonger’ van het kapitaal…. “

…En is dat antwoord niet: revolutie, omverwerping van het kapitalisme en haar instellingen en opbouw van het socialisme onder de staat van de werkers? (Spreekt Marx niet heel duidelijk van DIKTATUUR VAN HET PROLETARIAAT?)…Maar volgens Peter Mertens:

“En dat antwoord luidt niet ‘de exodus’ en evenmin ‘het vertrek’ uit de bedrijven, maar wel de strijd van klasse tegen klasse. Hij schrijft: ‘De geschiedenis van de arbeidsdag (…) bewijst op overtuigende wijze dat de afzonderlijke arbeider (…) weerloos het onderspit delft. Daardoor is het tot stand brengen van een normale arbeidsdag het resultaat van een langdurige, min of meer verborgen burgeroorlog tussen de klasse van kapitalisten en de arbeidersklasse.’4Ook de geschiedenis van het Belgische ‘werkvolk’ laat deze ‘langdurige, min of meer verborgen burgeroorlog’ zien. Het heeft een halve eeuw geduurd (1830 – 1880) vooraleer de arbeidersbeweging zich in de grote bedrijven wist te organiseren. De eerste organisatorische doorbraken op de werkvloer van de grote industrie kwamen pas na talloze inspanningen via mutualiteiten, weerstandskassen en coöperatieven. …
In België was het verboden met een rode vlag op straat te komen, verboden 1 mei te vieren, er was een verbod van ‘samenspanningen’ (van vakbonden). De napoleontische wet Le Chapelier uit 1791, die tot in 1867 ook in België in voege bleef, bestrafte ‘coalities tussen arbeiders met als doel hun loon te verhogen’ (artikel 415). En tot slot was er het gehate werkmansboekje, waarin de patroon eenzijdig een beoordeling kon schrijven over ‘weerbarstige’ arbeiders. Tussen 1830 en 1867 werden niet minder dan 1.500 arbeiders in de gevangenis geworpen wegens stakingen.9
Zijn dit geen ‘helsere omstandigheden’ dan vandaag in België? Men kon alles verliezen: loon, eten, gezondheid, het leven zelf. Toch was er collectief verzet. Aanvankelijk bestond dat uit voedselrellen, collectieve bezettingen van onteigende gronden, het stukslaan van machines, het platbranden van patronale kastelen en plunderingen. Maar vrij snel volgden petities, petitiemarsen, meetings, demonstraties en stakingen. België was een van de eerste landen ter wereld waar de arbeiders tot een algemene staking overgingen. …”

…en de rol van de BWP? De voedselrellen, de opstanden werden gericht op een door de BWP volledig omkaderde algemene stakingen (in bijvoorbeeld 1912) en naar steun aan de parlementaire acties voor (eerst meer voudig, dan algemeen –voor mannen- stemrecht). Van revolutie was natuurlijk geen sprake meer.

“Toen België gebukt ging onder de nazilaars, toen de arbeidsomstandigheden en lonen uitzichtloos werden, toen een groot deel van de hoogste vakbondstop verdwenen was (dit wil zeggen vluchtte naar Londen of collaboreerde met de nazi’s), toen de Gestapo delegees arresteerde, heeft Julien Lahaut[3] nooit gezegd: ‘Het bedrijf wordt meer en meer een hel waar zelfs het denken onmogelijk gemaakt wordt…’ Integendeel, hij heeft een van de succesvolste illegale stakingen in bezet West-Europa geleid. Op 10 mei 1941 staakten van Luik tot in Noord-Frankrijk 100.000 staalarbeiders. Na veertien dagen moesten de staalpatroons en de Duitse bezetter inbinden, en werden alle stakerseisen ingewilligd….”

Maar de KPB had geen fundamenteel programma en strategie naar revolutie en haar organisatie, en haar werkzaamheid was daar ook niet op gericht. Communisten lid van de KPB hebben zich weliswaar heroisch ingezet in de momenten van grote klassenstrijd en tegenover de repressie daartegen en en zich uiteindelijk plichtsbewust ingezet in het leiden van het gewapend verzet tegen de bezetting door de nazis en hun collaborateurs.

Lees verder in volgend artikel.


[1] Nadine Rosa-Rosso. Rassembler les resistances. La rose et le réséda. In Contradictions, nr. 198 Brussel, 4e trimestre 2004, blz. 6. Later, in een interview met Le Journal du Mardi, herhaalt zij deze stelling letterlijk: ‘Momenteel verzwakt de georganiseerde arbeiderswereld door het materiële feit van de verdwijning van ondernemingen, zelfs van hele industriële sectoren, maar ook door dit andere materiële feit dat de arbeidsvoorwaarden en de levensomstandigheden in de bedrijven zo verslechterd zijn dat het opbouwen van zo’n kracht bijna heldenwerk is.’ (Nadine Rosa-Rosso, ‘Rassembler les résistances. Interview Claude Demelenne’. Le Journal du Mardi, nr. 198, 11 januari 2005, blz. 23).(noot van Peter Mertens)

[2] Nadine Rosa-Rosso. Plate-form à débattre et moyens d’action [3 april 2004]. Punt 24, blz. 4. Ook in de partij sloeg Rosa-Rosso al op die nagel: ‘De mensen kotsen op hun fabriek en willen zich meer en meer buiten de fabriek organiseren.’ (Politiek Bureau PVDA, Uitgebreid verslag, 30 augustus 2003).(noot van Peter Mertens)

[3] Julien Lahaut (1884-1950) begint zijn loopbaan als veertienjarige in de fabriek van Cockerill. Op zijn arbeidskaart krijgt hij het etiket ‘agitator’ opgeplakt. In 1905, op 21-jarige leeftijd, richt hij samen met Bondas en Delvigne de eerste echte metaalvakbond van België op. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vertrekt hij als vrijwilliger naar het Russische front, waar hij zich het communistische gedachtegoed eigen maakt. Bij zijn terugkeer probeert hij zijn idealen te realiseren via de Communistische Partij van België. In 1921 leidt Lahaut de negen maanden durende staking van de 9.000 metaal- en mijnwerkers van Ougrée-Marihaye (bij Luik). In 1932 is hij opnieuw een van de voorvechters van de staking van 200.000 mijnwerkers en andere arbeiders voor loonsverhogingen. Wanneer Hitler in 1933 aan de macht komt, organiseert Lahaut in Luik een betoging naar het Duitse naziconsulaat. De nazivlag wordt van de stok gehaald en Lahaut, sinds 1932 verkozen, zal ze in het parlement verscheuren met de woorden: ‘Dit is wat de arbeiders van het fascisme vinden, ongeacht wat u allen van het parlement gaan doen’. Julien Lahaut kan als geen ander de arbeiders enthousiasmeren en het moreel hooghouden. Dat doet hij ook met zijn lotgenoten in de concentratiekampen, waar hij tijdens de Tweede Wereldoorlog bijna de dood vindt. Hij wordt niet voor niets ‘de man met de zon in zijn zak’ genoemd. Tijdens de Koningskwestie staat hij vooraan in de betogingen tegen de terugkeer van Leopold III. Wanneer Boudewijn de vorstelijke eed aflegt, worden de legendarische woorden ‘Vive la république’ in het parlement geroepen. De republikeinse leuze wordt aan hem toegeschreven; nauwelijks een week later wordt hij thuis doodgeschoten.(noot van Peter Mertens)

Geen opmerkingen: