vrijdag 7 maart 2008

Anti-Mertens (13): Peter Mertens pro of contra: "voorhoede", "leninistische partijprincipes"?


Het begrip “voorhoedepartij” is uit de tijd, zouden Negri, Nadine Rosa-Rosso en Luk Vervaet zeggen, volgens Peter Mertens. Peter Mertens stelt de retorische vraag: “Zijn er bij het prille begin van de 21e eeuw nieuwe voorwaarden geschapen, zodat het basisconcept van een revolutionaire organisatie moet veranderen?” … en geeft het antwoord: “Het antwoord is negatief” Met het geschiedkunig overzicht erbij SUGGEREERT Peter Mertens (maar nergens zegt hij het expliciet) dat de PVDA bij revolutionaire voorhoede-organisatie principes blijft van de Bolchevieken oftewel dus bij de partijprincipes die Lenin verdedigde in de Derde Internationale. Nu is het zo dat het Zevende Congres van de PVDA, met het aannemen van de nieuwe statuten, de PVDA AFSTAND doet van de (in het TWEEDE Congres van 1983 nog zo verdedigde) zogezegde LENINISTISCHE partijopvatting. In de INTERNE teksten in de jaren VOOR het zevende congres werd er bij de partijleden al ingehamerd dat de LENINISTISCHE partijopvatting iets was van een andere tijd, niet aangepast aan de huidige situatie. Dus Peter Mertens (en Boudewijn Deckers en co met hem) “bestrijden” een opvatting bij Nadine Rosa Rosso (en ze wordt afgezet en vervangen door Boudewijn Deckers) die zij OOK ZELF HEBBEN. Hetgeen Nadine Rosa-Rosso dus zou beweren en TEGENGESTELD is aan de PVDA-lijn volgens Peter Mertens, is IN FEITE VOLLEDIG conform met de huidige partijlijn …. die Peter Mertens (en met hem de hele kliek rond Boudewijn Deckers) zo vurig verdedigd. Dus in hetgeen Nadine Rosa Rosso zou zeggen en gezegd hebben, volgens Peter Mertens en Boudewijn Deckers, is zij eigenlijk consequent trouw gebleven aan dezelfde partijlijn die Boudewijn en Peter NU zeggen te verdedigen, zogenaamd “in tegenstelling met Nadine Rosa Rosso
Het revisionisme wil met “marxistische fraseologie” de PVDA doen evolueren naar een reformistische partij.

Door bepaalde congresteksten “te vergeten” en uit het collectief geheugen van de partij te verbannen, kan men stilletjes afstappen van het volgen van die vroegere congresbesluiten zonder ze te weerleggen of te herroepen.
In de tekst “Partijopvatting”, een tekst van het 2e Congres van de PVDA (1983), wordt stelling genomen tegen het afstappen van de leninistische partijopvatting en stelling genomen tegen de argumentatie die de”liquidationisten” daarvoor hanteren: “Niet aangepast aan de actuele situatie”. Nadine Rosa Rosso wellicht, maar met haar Boudewijn Deckers, Herwig Lerouge en Co (ook Peter Mertens heeft hier nooit stelling tegen ingenomen!) wilde het zogenaamde “vereenvoudigd lidmaatschap” invoeren. Dit was de voorbode voor de “nieuwe statuten”, zoals die totstand kwamen op het Zevende Congres in 2001.

Hieronder de “
marxistische” argumentatie afkomstig van de Nationale Leiding in de PVDA. De voetnoten horen bij die tekst. “SOA” is dat deel van de nationale leiding die zich bezig houdt met de organisatie van de leden, de organisatieniveaus, de toetreding van nieuwe leden, de benoeming van kaders (Section Organisation –Organisatie Afdeling)

uit : Van: SOA (herwerkt) 6.12.199'

Aan: t.e.m. afgevaardigden provinciale congressen Partnr. 1764.899

DISCUSSIETEKST VEREENVOUDIGD LIDMAATSCHAP

7.3. De betekenis van 'Een stap voorwaarts, twee stappen terug' van Lenin (1904)

Er zijn kameraden die zich verzetten tegen de invoering van een derde niveau van lidmaatschap met volgende argumenten: ("Lenin voerde in 1904 een strijd tegen de opportunistische vleugel in de partij rond het punt 'Wie kan er lid zijn van de partij ? ' Lenin verdedigde dat iedereen lid van de partij kon zijn, die het partijprogramma aanvaardde, de partij materieel ondersteunde en lid -was van een van hoar organisaties. Hij bestreed in deze kwestie de opportunistische vleugel die verdedigde dat alleen het erkennen van het programma van de partij en de materiele ondersteuning de twee noodzakelijke voorwoorden waren voor lidmaatschap van de partij. Het derde niveau van lidmaatschap dat de partij vandaag wil invoeren is gelijkaardig met de opvatting van de opportunisten. Daarom verwerp ik de invoering van dit derde niveau.
Deze kameraad past het marxisme-leninisme op een dogmatische manier toe. Lenin schreef in
1902 in Wat te doen ? over het belang van de theorie, dat iedere revolutionaire beweging de plicht heeft om de ervaringen van de andere landen te verwerken.[1] Maar tegelijkertijd waarschuwde Lenin : Maar voor zulk een verwerken is de eenvoudige kennis van de ervaring of het afschrijven van de loatste resoluties niet voldoende. Daartoe is nodig. dat men kritisch tesenover deze ervarineen weet te staan en haar zelfstandig weet te onderzoeken. [2] Men komt er dus niet met de citaten van Lenin over te schrijven en te wijzen op de opperviakkige gelijkenissen tussen de huidige voorstellen van de partij en de toenmalige standpunten van de opportunist Martov in 1904. Men moet de argumentatie van Lenin zeifstandig onderzoeken en bepalen wat er in zijn argumentatie specifiek is en vanuit weike algemene opvattingen hij komt tot die specifieke argumentatie in de concrete situatie van 1904 in Rusland.[3]
In 1904 bestaat er in Rusland geen revolutionaire partij van het leninistische type. Lenin en zijn russische sociaal-democratische arbeiderspartij waren lid van de Tweede Internationale. Het reformisme had die intemationale al haast volledig in zijn greep. Het economisme en bijhorend opportunisme in organisatievraagstukken was de uitdrukking van het reformisme in de RSDAP. Lenin's bekommemis was van zich daarvan duidelijk te demarkeren. Hun probleem was : dat reformisme in de sociaal-democratische beweging buiten te houden , van zich af te schudden.
De revolutionaire beweging is enorm versnipperd en anderzijds groeit de massabeweging enorm.Het marxisme kwam meer en meer in de mode. Verschillende burgerlijke progressieven werden aanhangers van het legale marxisme', een samenraapsel van marxistische ideeen maar dat zich ontdaan had van alles wat essentieel was als marxistische doctrine. Lenin wilde een revolutionaire gecentraliseerde organisatie opbouwen met een revolutionair programma en waavan de kern gevormd werd door beroepsrevolutionairen. Van daaruit verdedigde hij zijn 3 voorwaarden voor het lidmaatschap van de partij. Hij wilde kost wat kost de aanhangers van het legale marxisme weren uit de kern van zijn organisatie die hij wilde beginnen op te bouwen (en die pas in 1912 echt het levenslicht zou zien, na de volledige verwij dering van de mensjevieken uit de partij). Martov daarentegen verdedigde samen met alle opportunisten dat de aanhangers van het 'legale marxisme' zich ook lid zouden kunnen noemen van de partij.[4] Lenin wilde een gedisciplineerde en gecentraliseerde organisatie van beroepsrevolutionairen oprichten. Martov en de andere opportunisten wilde de bestaande situatie bestendigen en verzette zich tegen de opbouw van een gecentraliseerde en gedisciplineerde organisatie.

De situatie waar de partij vandaag voor staat; is helemaal niet te vergelijken met de situatie van de boisjewieken in 1904. Er bestaat reeds meer dan 20 jaar een gecentraliseerde organisatie, met een partijprogramma, met een bekwame leiding van beroepsrevolutionairen. Men kan daamaast ook niet zeggen dat vandaag het marxisme in de mode is. 0ns probleem is zeker niet dat we 'eike staker' en al wie maar enigszins wil , ruim in de partij binnenlaten, wel integendeel. Veel voorhoede elementen, die echt voor de partij zijn bieven tot op heden buiten de partij. "Wij zijn vandaag niet in staat de sympatisanten duurzaam teomkaderen" (bilan 193) "We slagen er niet in onze aanhang te consolideren" (bilan 198) "Er is geen betekenisvolle uitbreiding van de troepen"(bilan 201) "Zonder vooruitgang, zeifs met kleine stappen, blijven de mensen niet (bilan 203) "De lidkaart is ook een wapen tegen het liberalisme. Men moot de mensen in de partij trekken en duwen en niet passief afwachten."(bilan 221) Het is juist orndat we gedurende 30 jaar aan een soliede organisatie gewerkt hebben dat we vandaag soepeler kunnen zijn dan Lenin in 1904 zonder dat dat automatisch gevolgen heeft voor het leninistisch karakter van onze organisatie. Maar deze maatregelen zijn wel noodzakelijk om de huidige problemen waar we reeds jaren mee kampen op te lossen.

Op deze argumentatie had het 2e congres van de PVDA een kort en bondig antwoord, en dit antwoord zijn zowel Nadine Rosa Rosso, maar ook Boudewijn Deckers en Peter Mertens volledig vergeten:

" Het verwerpen van het concept voorhoedepartij heeft als kern dat de sociaal-democratie het kapitalisme niet wil vernietigen. Het reformisme heeft altijd middelen gevonden om dat te verbergen. Het marxisme-leninisme en de leninistische partijopvatting werden door de jaren heen afgedaan als “onaangepast aan de specifieke situatie”, “voorbijgestreefd door de ontwikkeling van de maatschappij”. …
De grote sympathie voor de Russische revolutie onder het internationale proletariaat verplichtte de sociaal-democratie om zich solidair te verklaren met de “diktatuur van het proletariaat” in Rusland, waarbij zijzelf koos voor methodes die beter waren “aangepast”aan de burgerlijke democratie, aan de “specifieke situatie”in West-Europa. De Russische revolutie, de leninistische partijopvatting, was alleen toepasselijk, in een situatie van verplichte klandestiniteit, van achterlijkheid van de productie en van het proletariaat…” "

Helaas zijn er veel leden en kaders die de teksten van het 2e congres niet kennen. Hierdoor zijn ze blijkbaar vatbaar voor de schijnbaar marxistische argumentatie van de revisionisten, waardoor blijkbaar een meerderheid voor de nieuwe statuten heeft gestemd op het zevende congres in 2001, waardoor de PVDA weer een stap verder zette op het pad naar het reformisme.
De argumentatie van de Resolutie van 1999( waarover Peter Mertens het verderop heeft -zie volgende artikels- en die in tegenspraak zou zijn met hetgeen Nadine Rosa Rosso zegt – zie verderop) komt gevaarlijk dichtbij die van André Gorz, die in de texten van het Tweede Congres, wordt opgevoerd als negatief voorbeeld!. In “Partijopvatting” (text van het Tweede Congres van de PVDA, 1983) staat hierover:

" Één van hun woordvoerders en theoreticus van het “marxisme zonder Lenin”was André Gorz. In 1972 schrijft hij boeken vol met lofzangen op het spontane initiatief van de arbeidersmass en tegen de theorie van Lenin over de noodzaak van een georganiseerde en geschoolde voorhoede. Uit “actualiteit van de revolutie” (Van Gennep, 1972):
“ De bolsjevistische opvatting van de partij als georganiseerde voorhoede, gescheiden van de massa`s, bevatte de kiem van het merendeel van de latere ontaardingen van de Sovjetmacht. De elitaire opvatting van een georganiseerde avant-garde was niet vereist door de essentie van de strijd en van de revolutionaire partij: het zijn de historische voorwaarden van de klandestiene revolutionaire partij in Rusland (…) die een scheiding nodig maakten tussen voorhoede en massa (…) In dit opzicht zijn de voorwaarden vandaag fundamenteel anders. Het is niet de fundamentele taak van de revolutionaire partij om van bovenaf te leiden en onder controle te houden, maar om het vermogen tot initiatiefm tot organisatie van zichzelf (dat bij de massa`s aanwezig is) te stimuleren en naar buiten te laten komen.”(p.59) "

Lees verder in volgend artikel.


[1] Wat te doen? P.32 (noot van “SOA”)

[2] idem (noot van “SOA”)

[3] Wie nalaat om bij de studie van het maixisme concreet de vraag te stellen: "Wat is specifiek in de argumentatie" en "Wat zijn de algemene uitgangspunten van waaruit die specifieke argumentatie vertrekt" kan tot zeer absurde conclusies komen. In "Wat te doen?" zegt Lenin op een zeker ogenblik dat de partij terstond iedere arbeider moet vrijstellen. (bladzijde 153) We hebben in de partij intellectuelen gekend die met dat citaat in de hand verdedigden dat iedere arbeider vrijgesteld moest worden door de partij. Ook deze kameraden hadden geen onderzoek gedaan naar het specifieke en het algemene en kwamen als gevolg daarvan tot deze absurde gauchistische standpunten. De partij heeft toen terecht die standpunten verworpen. De vrijstelling was nodig voor de revolutionaire opvoeding van de arbeiders in de specifieke situatie van Rusland anno 1902. Maar zeifsLenin voorzag reeds in 1902 dat dit geen algemeen geldende maatregel was. Op biz 154 verwoordde hij dit:"Maar wat in een politiek vrij land voor een aanzienlijk gedeelte vanzelf gebeurt, dat moet bij ons door onze organisatie worden volbracht." (noot van “SOA”)

[4] In "Wat te doen" staat (lit verder uitgewerkt (biz 21-28) en daar trekt Lenin ook van leer tegen de opportunisten die de civaringen va Duitsland blindelings na-apen. De Duitse partij had de Duitse legale marxisten (Bernstein) gekritiseerd maar niet uit de partij gezet. Dit werd door de Russische opportunisten aangehaald als argument om in Rusland ook de legale Marxisten toe te laten tot de partij. Lenin kritikeerde hen: "In Duitsland zijn de revolutionairen voor het behoud van hetgeen bestaat: voor het behoud van het oude revolutionarie program en tactiek. De opportunisten willen er verandering in brengen. En daar deze opportunisten slechts een zeergeringe minderheid uitmaken, kan men de beweegreden begrijpen, die de meerderheid ertoe bracht om zich tot het droge afwijzen van de nieuwigheden te beperken. Bij ons in Rusland zijn de opportunisten in de meerderheid en eisen zij het behoud van hetgeen er bestaat. De revolutioniaren willen verandering. " En vandaaruit kwam Lenin op voor een radicale breuk met deze opportunisten in de Russische situatie in tegenstelling met Duitsland. (noot van “SOA”)

Geen opmerkingen: