Peter Mertens zegt verder:
“Omdat alleen tijdens de productie (het maken van producten) meerwaarde wordt geschapen, is arbeid in de financiële sector (banken, verzekeringen, beleggingen…) niet productief. Ook de circulatie van de producten (verkoop, grootwarenhuizen…) schept geen meerwaarde en is dus niet productief. Transport en opslag daarentegen worden als essentieel onderdeel van de productie beschouwd, en zijn dus wel productief. …
De arbeid in de opslag en in het transport is productieve arbeid, al wordt ze in de klassieke statistieken bij de ‘dienstensector’ gerekend. De 127.380 arbeiders van Vinci (bouw), de meerderheid van de 308.385 arbeidsters in loondienst bij Sodexho (catering) en het deel van de 341.572 arbeiders van Deutsche Post (logistiek) dat het transport en de opslag van goederen behandelt, produceren allen meerwaarde.
De recente technologische revolutie (informatica, telecommunicatie, digitalisering,…) betekent een enorme vooruitgang voor de productiekrachten en toont beter dan wat ook dat de wereld rijp is om over te gaan naar een productiesysteem dat de noden van de bevolking vooropstelt. Maar niet de computers op zich, het internet, de informatisering en de robotisering als dusdanig produceren de rijkdom, zoals modefilosofen als Negri en Hardt suggereren. Het zijn de mensen die de machines bedienen die bron zijn van meerwaarde. In de arbeidersklasse, in de grote groep van al wie zijn arbeidskracht verkoopt voor loon, bestaat een productieve kern. We spreken over de gehele groep loonarbeiders die actief zijn in de productie en in het transport en de opslag van goederen en diensten. De groep die men de industriearbeiders kan noemen. “
Peter Mertens verengt de arbeidersklasse, geeft een statisch beeld van wat de arbeidersklasse is die volgens zijn beeld louter kwantitatief verschilt met de arbeidersklasse in de tijd van Marx. Daarbij doet hij aan (bewuste?) misleiding door een misbruik van het citaat van Marx. Peter Mertens concludeert: “de intelligentie en de communicatie die buiten de productie liggen, scheppen voor het kapitaal geen meerwaarde.” Waarom maakt hij hier zo`n onderscheid, waarom verengt hij de arbeidersklasse? Daar waar er steeds meer “intellegentie” en “communicatie” in de produktieve sfeer wordt gebracht, en dus steeds meer mensen inschakeld die hiervoor hun arbeidskracht (hun hele lichamelijke en GEESTELIJK vermogen om deel te hebben aan de produktie van waren en waarvoor maar een deel van hun produktieve arbeidstijd naar hun terugvloeit als loon. De VERMAATSCHAPPELING van de produktie die steeds verregaander is (door de “globalisering” of de ontwikkeling van het imperialisme)
OPMERKING: Nu is het zo dat , in de HUIDIGE stand van het kapitalisme met zijn geglobaliseerde monopolies, een INDIVIDUELE arbeider in bijvoorbeeld een autoassemblage-bedrijf waar de arbeiders collectief aan een band worden ingeschakeld, , als hij bijvoorbeeld stakingsbreker is, GEEN productieve arbeid verichten, en kan de kapitalist geen meerwaarde verwerven. Verder zullen zogenaamde “bedienden” met hun “dienstenarbeid” ook meerwaarde produceren naarmate hun arbeid steeds meer GELINKT wordt en NOODZAKELIJK wordt om de “produktieve arbeider” zijn arbeid te kunnen laten doen.
“Ook vandaag is er geen sprake van ‘werkelijke bevrijding van de arbeidersklasse, zolang ze niet de eigenares van alle arbeidsmiddelen is geworden – van de grond, de grondstoffen, de machines, enz. – en daarmee ook de eigenares van het volledige product van haar eigen arbeid’, zoals Friedrich Engels dat even geleden uitdrukte.…
‘De samenstelling van het proletariaat is veranderd en dus moet ook ons begrip ervan veranderen’, aldus Negri en Hardt. ‘Deze industrieel werkende klasse kreeg vaak de leidende rol toegewezen (…), zowel in economische analyses als in politieke bewegingen. Tegenwoordig is die werkende klasse vrijwel uit het zicht verdwenen. Zij is niet opgehouden te bestaan, maar verdrongen van haar geprivilegieerde plaats in de kapitalistische economie en van haar positie van hegemonie in de -klassensamenstelling van het proletariaat.’22 En, zo zeggen beide auteurs, ‘We zouden de overgang van de dominantie van de industrie naar die van diensten en informatie, een proces van economische postmodernisering, of beter, informatisering kunnen noemen’.
Toen het kapitalisme doorbrak, was de landbouw nog meer dan vandaag de grootste sector. Maar hij was niet doorslaggevend. Beslissend was de overgang van een agrarische productiewijze naar een industriële productiewijze op kapitalistische grondslag.
Dat het industrieproletariaat het ‘doorslaggevende deel van de arbeidersklasse’ uitmaakt, heeft niets te maken met haar aantal. Wel met haar plaats in het productieproces. Het is deze groep die het meest direct de uitbuiting ondervindt. De arbeidersklasse creëert de meerwaarde die verdeeld wordt over de verschillende niet productieve sectoren. Zij beheerst de vitale schakels van de economie.”
Peter Mertens “vervangt” de arbeidersklasse door “het industrieproletariaat” hetgeen een VERENGING een BEPERKING van het begrip ARBEIDERSKLASSE
“Toch moet ook over het aantal productiearbeiders een mythe ontsluierd worden. De industriearbeiders, de productieve kern van de arbeidersklasse is groter dan wat in de klassieke statistieken onder ‘industrie’ wordt gerekend. Een groot deel van de verloonde ‘dienstensector’ behoort eveneens tot de productieve kern, namelijk het deel dat actief is in het productieproces, in het transport of de opslag. Grosso modo kunnen we zeggen dat Europa een industrieproletariaat telt van ongeveer 60 miljoen loonarbeiders (in de industrie of in de met de industrie verbonden diensten) en België een industrieproletariaat van 1,1 miljoen loonarbeiders. …
In Europa werken bijna 14 miljoen loonarbeiders in de ‘dienstverlening aan bedrijven’ (zie Tabel 4). Het gaat om met de industrie verbonden informaticasectoren, technologisch onderhoud, industriële schoonmaakfirma’s, beveiliging en technisch onderhoud maar ook om marktonderzoek, reclame en personeelswerving. De groei van deze sectoren is dubbel. Enerzijds drijft de voortschrijdende informatisering de tewerkstelling in de informaticasectoren op. Anderzijds komen in deze sectoren veel van de ‘uitbestede’ (outsourcing) jobs terecht, die voorheen in de industrie werden ondergebracht. Essentieel is dat deze diensten met het productieproces zijn verbonden. En het is een lage schatting dat de helft van de 9 miljoen loonarbeiders uit de transportsector (te land, te water en in de lucht) actief is in het productieproces, bij het transport van goederen. Verder zijn ook andere dienstensectoren bij de productie betrokken, bijvoorbeeld koerierdiensten als DHL (Deutsche Post) die nu bij post en communicatie worden geteld.
Het is bijgevolg niet overdreven te stellen dat in Europa 20 miljoen loonarbeiders uit de ‘dienstensector’ eigenlijk in de industriële productie werken, en in ons land 0,5 miljoen. “
Peter Mertens gebruikt hier een aantal argumenten die hij zou kunnen gebruiken vom de enorme socialisering van deproduktie aan te tonen. Hij gebruikt ze om gewoon tegenover Negri &Co te kunnen zeggen: ‘De arbeidersklasse is nog steeds in Europa zeer omvangrijk en “de fabrieksarbeid” is “zijn hegemonie”NIET kwijt.’
‘In de laatste decennia van de twintigste eeuw raakte de fabrieksarbeid zijn hegemonie kwijt, en in de plaats kwam “de immateriële arbeid” op: arbeid die immateriële producten als kennis, informatie, communicatie, relaties en emotionele reacties voortbrengt’, zo stellen Negri en Hardt. ‘Onze stelling behelst dan ook dat de immateriële arbeid in kwalitatief opzicht de hegemonie heeft verkregen’.27 De informatica- en communicatierevoluties van de jongste decennia betekenden een sprong voorwaarts in de ontwikkeling van de productiekrachten. Deze technologische revoluties staan echter niet op zichzelf, zoals Negri en Hardt beweren. De digitalisering, de informatica, het internet, de GPS, de telecommunicatie enzovoort zijn volledig ingebed in het kapitalistische productiesysteem. Volgens Antonio Negri heeft deze technologische revolutie de arbeid wezenlijk veranderd, en zelfs ‘vrijgemaakt’. ‘De productie heeft zich zelfs meester gemaakt van de hersens van de werkenden.’ Dat komt ‘omdat de intelligentie – de verbeeldingskracht, het uitvindings- en scheppingsvermogen – echt aan het werk wordt gezet’. Zijn besluit luidt: ‘Thans zijn de mensen eigenaar geworden van de vormen, van de instrumenten, van de gereedschappen waarmee ze rijkdom voortbrengen.’ Dat wil zeggen dat ‘de inbeslagname door het kapitaal van het productie-instrument dus onmogelijk wordt’.
Negri vergeet de eigendomsverhoudingen. Onderzoek, informatica, ontwikkeling, genetica zijn vandaag privé-eigendom. In de ‘kennismaatschappij’ tellen niet ‘de intelligentie en de verbeeldingskracht’ op zich maar wel de privé-toe-eigening van de kennis door patenten, brevetten en copyrights.”
…en door de privatisering.
“ ‘Het kapitaal neemt de historische vooruitgang gevangen en stelt die ten dienste van de rijkdom’, schrijft Marx. Telkens een farmaceutische reus een patent op een medicijn verwerft, eigent hij zich ook de wetenschappelijke kennis toe die in universitaire laboratoria door verschillende generaties vorsers werd ontwikkeld. ‘De inbeslagname door het kapitaal is onmogelijk’, zo beweert Negri. Het tegendeel voltrekt zich voor onze ogen. Het kapitaal eigent zich op alle terreinen de historische en sociale kennis van de maatschappij toe. Door het opsluiten, gevangenzetten zeg maar, van kennis in patenten en brevetten, wordt de maatschappij beroofd van haar intrinsieke mogelijkheden voor sociale vooruitgang.
Vanuit het standpunt van de technologie betekent de digitale revolutie een kwalitatieve stap voorwaarts, maar vanuit het standpunt van de eigendomsverhoudingen is er geen kwalitatief verschil met de periode toen de machine haar intrede deed….
Antonio Negri schrijft dat ‘contacten, relaties, uitwisseling en verlangens productief zijn geworden’. Integendeel, alle ‘contacten, relaties en uitwisselingen’ die in de productie zijn getreden, dienen om de winstvoet te doen stijgen. De flexibilisering moet besparen op dode momenten en dood kapitaal. Het thuis- en telewerk, het herinvoeren van het stukloon zoals tijdens de manufactuurperiode en de premiebetalingen volgens prestatie moeten besparen op de arbeidskracht. Door én op het dode én op het levende kapitaal te besparen gaat de winstvoet de hoogte in. En voor de arbeiders nemen de stress, het overwerk en ziekte toe. …”
Lees verder in volgend artikel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten