De PVDA zondigde in 1979 tegen een consequent toepassen van het dialectisch en historisch materialisme bij het tot stand komen van haar programma. Dit was niet meteen dramatisch of “revionistisch”. Het drama ontwikkeld zich maar doordat het revisionisme zich kon ONTWIKKELEN, doordat die fouten in de toepassing van het marxisme, het “wetenschappelijk socialisme” zoals Marx dat zelf noemde, nooit echt en nooit consequent zijn bestreden, maar in tegendeel werden “gekoesterd”. Dit is een vorm van opportunisme dat vanaf het begin is blijven bestaan en nooit volledig uitgeroeid. Zelfs de voorzitter, Ludo Martens, heeft nooit de kans gekregen hierin de PVDA te leiden. Zijn functie: VOORZITTER van een COMMUNISTISCHE partij, en aldus VERKOZEN op congressen en dus hoogste LEIDING en VERANTWOORDELIJKE in de partij, is steeds meer uitgehold geworden tot een soort ERE-functie. Zijn teksten en analyses over het gevaar van revisionisme en de noodzaak van strijd ertegen, zijn grotendeels dode letter gebleven BINNEN de PVDA behalve OPROEPEN “ze toch grondig te bestuderen”.
In 1979 meende men dat de wereldsituatie en de strategie van de communisten die ergens in die wereld revolutie wilde voeren, beheerst werd door de hoofdtegenstelling: “het oorlogsgevaar dat vooral komt van de imperialistische (tot staatskapitalisme teruggevallen) SovietUnie”.
Het is logisch dat de strategie van de comunisten in Europa dan is of zou moeten zijn in overeenkomstig die analyse: “de revolutie in Europa zal zich maar ontwikkelen doorheen de organisatie van het gewapend eenheidsfront tegen de bezetting”.
Vanuit dat opzicht zou men zelfs kunnen komen tot de strategie: “doorheen de opbouw van het gewapend eenheidsfront, waar de arbeidersklasse en de communistische partij de leiding van moet verwerven het programma van dat eenheidsfront zover mogelijk ontwikkelen en tegelijkertijd al werken aan de nieuwe stap: de ontmanteling van de kapitalistische staat (dat in DIE oorlogsituatie de staat van dat deel van de EUROPESE kapitalisten gaat zijn dat colaboreert met de bezetter) en de opbouw van de socialistische staat.”
Tegen de concrete situatie waarin het kapitalisme zich bevindt, ontwikkelen de communisten hun strategie om HUN bijdrage in de stappen naar de wereldrevolutie te leveren. Die stappen verlopen via regionale doorbraken naargelang de plaatselijke ontwikkeling van de klassenstrijd. Maar er wordt een fout gemaakt tegen het dialectisch en historisch materialisme als men zijn eigen “concrete realiteit” creeërt. Empirisch laat het zich uitschijnen dat er een “Belgische kapitalisme” zou bestaan dat geïsoleerd kan worden beschouwd. Omdat er communisten zijn die zich op een gegeven moment Belgisch organiseren, wordt dan als fundamentele taak gesteld: “de revolutie in België voeren, de Belgische kapitalisten onteigenen, de Belgische staat (het instrument van de Belgische kapitalisten) omverwerpen, het Belgische socialisme invoeren.”
Subjectief bepalen de communisten in België ( of weet een fractie binnen die communisten dit aan de organisatie op te dringen) dat hun taak is: “de revolutie te voeren en het socialisme opbouwen in België”.
Zo komt er een programma tot stand (voor België geïsoleerd beschouwd – en hierin zit dan weer een stuk metafysica) dat redelijk coherent de strategie naar revolutie en de opbouw van de krachten, de uitbouw van het socialisme heel concreet aangeeft. Dat deel van het programma heeft de practische strategie in de klassenstrijd, in de inplanting in de arbeidersklasse, de werking aan fronten, sterk beïnvloed. Het gaf de partij slagkracht en invloed. Dat was gelijk de reden dat “het voeren van de revolutie APRIORI in België” nooit in vraag is gesteld.
Een tweede fout was dat men het programma (de theorie) niet consequent in de practijk getoetst heeft. Logischerwijze moet de strategie tot revolutie beheerst worden door de HOOFDtegenstelling. Dat houdt: DIE krachtsverhouding opbouwen, via het werken aan de HOOFDtegenstelling om stappen te zetten naar het uiteindelijk doel: de revolutie. En hoe dan wel? De revolutie zou dus gaan via “de strijd tegen de oorlog, tegen bezetting en met de opbouw van een eenheidsfront tegen de oorlog.” Logischerwijze zou dat een Europees eenheidsfront moeten zijn waar de Europese arbeidersklasse de leiding heeft en dat dan een Europees volksleger uitbouwt, met de bewapening van het volk in Europa. Zo`n eenheidsfront moet ook voor een oplossing strijden voor de rechtmatige eisen van loon en werkvoorwaarden.
Het voordeel van zo`n consequente toets in de practijk is dat men duidelijk zal botsen op de onvolkomenheden, de fouten of de ongerijmdheden in het programma. Een eerste ongerijmdheid zou zijn dat het onlogisch is, gezien de HOOFDtegenstelling in de wereld (de hoofdvijand is het Russisch Imperialisme) dat revolutie APRIORI in België een verkeerd uitgangspunt is. Men zou al veel eerder de conclusie maken dat “de socialistische revolutie in een Europees kader zal plaatshebben” Door de pogingen het consequent toe te passen zou men botsen op pertinente fouten in het programma, en men zal zelfs botsen op de ideologische oorzaken van die fouten.
Men zou zich moeten inplanten in de arbeidersklasse van Europa. Men zou in contact komen met de voorhoede binnen die arbeidersklasse, die op dat moment of wel zelf, of wel van zeer nabij, de door communisten gevoerde gewapende partijzanenstrijd in EUROPA tegen het fascisme nog kent, zoals ook de principiele solidariteit met de Soviet-Unie en Stalin, en de wetenschap dat het vooral ANTI-communisten zijn die stellen (al vanaf 1918): “de Sovietunie is imperialistisch.” Hierdoor zou men moeten inzien dat de analise van de marxisten vanaf 1968 over de Soviet-unie subjectief is en wellicht beheerst door capitulatie voor het anticommunisme of voor de nog niet geheel overwonnen anticommunisme bij zichzelf. Dit zou geleid hebben tot een verbetering van het programma dat dan “betere kennis bevat over hoe de revolutie voeren”.
De strijd tegen de liquidatiestroming (in 1983 en later) ging tegen het nieuwe reformisme dat stelde dat het marxisme “verouderd”was en dat dus het dialectisch en historisch materialisme als wetenschappelijke metode voor het ontwikkelen van de strategie van een communistische partij (wat men toen en nu nog het marxisme-leninisme en de gedachte Mao tse toeng noemde) “niet meer aangepast was aan de moderne tijd”. Men ontwikkelde een “nieuw” reformisme dat het marxisme verwierp. Hiertegen is door de PVDA goed strijd gevoerd. Terecht werd gesteld dat het hier ging om het ontwikkelen van de burgerlijke lijn IN de communistische beweging.
Maar er werd te weinig strijd gevoerd tegen de tactiek van de burgerij om naast de taktiek van het VERWERPEN van het marxisme als revolutionaire ideologie OOK bezig was aan het OMVORMEN en het van binnenuit UITHOLLEN van het marxisme. Na het Tweede Congres (1983) was er een grote eensgezindheid over het gebruik van het marxisme-leninisme en de gedachte Mao Tse Toeng en het verwerpen van het reformisme. Maar er was geen, of te weinig, eenheid rond het duidelijk bepalen en verwerven van wat dat Marxisme-Leninisme en de gedachte Mao Tse Toeng nu eigenlijk was. Zo zijn bepaalde BESTAANDE foute opvattingen niet bestreden, en zelfs voor een deel VERDER ONTWIKKELD, IN de congresteksten van het 2e Congres zelf.
De fouten hierin worden door Ludo Martens zelf besproken.
Hij is het ENIGE kader van AMADA en later PVDA, die duidelijk een bilan maakt (in zijn opeenvolgende werken), waarin men duidelijk zijn eigen omvorming van wereldopvatting kan volgen. De rest van de PVDA-leiding verheft de verzamelde werken van Ludo als wezenlijk onderdeel van het fundamenteel programma van de PVDA (lees “Partij van de Revolutie” maar)en verklaart het formeel eens te zijn met de totale inhoud en eist dat ieder lid formeel verklaart het hiermee eens te zijn. Dit ontslaat de leiding van de PVDA van het organiseren van vorming, diskussie en strijd tussen twee lijnen BINNEN de partij over het fundamenteel programma en strategie van de PVDA.
Het is hierbij interessant te bestuderen hoe revisionisten binnen de Soviet-KP en de Chinese KP via een “personencultus” Stalin en respectievelijk Mao(zolang die nog leefden) op een onaantastbaar voetstuk plaatsten om later via een verkettering van diezelfde Stalin en Mao, het revisionisme wisten te instaleren als “revolutionaire lijn”. Uit de analyse van Ludo Martens, meende ik een aantal lessen te kunnen trekken:
- Het revisionisme vertegenwoordigt ontegensprekelijk de burgerij binnen de communistische beweging.
- Het revisionisme ontwikkeld zich op basis van een eenzijdige trouw verklaren aan ofwel het eenzijdig verketteren van die leiders binnen de communistische beweging die individuele bijdragen leveren aan de uitwerking van een fundamentele revolutionaire lijn, programma en strategie. Het toepassen van het wetenschappelijk socialisme betekent de voorgaande wetenschappelijke resultaten analiseren, verwerken en doormiddel van een eigen bijdrage hieraan de “juistheid” of de “waarheid” weer een stap dichterbij te brengen. Nergens hebben Stalin, Mao of Ludo verklaart dat HUN analises, standpunten of voorstellen inzake strategie AUTOMATISCH en zonder discussie, de lijn moesten zijn van HEEL de partij. De uiteindelijke PARTIJ-strategie is de collectieve verantwoordelijkheid van HEEL de partij. Dat Stalin, Mao en ook Ludo een weliswaar indrukwekkende bijdrage leveren is gewoon hun plicht als partijlid. Maar als de partij blijkt te dwalen is dat niet eenzijdig op de rekening te zetten van Stalin, Mao, …. of Ludo.
- Het samengaan van een zekere “luiheid” inzake zich losrukken van oorspronkelijke kleinburgerlijke en burgerlijke opvattingen met een “luiheid” van het eenzijdig en onkritisch overnemen van “ revolutionaire lijnen, opvattingen en analises van individuele revolutionairen of revolutionaire organisaties en daarbij de EIGEN verantwoordelijkheid inzake ontwikkeling van politieke lijn van de EIGEN organisatie verwaarlozend.
- De mogelijkheid, door middel van een links taalgebebruik, van het doen binnendringen in een revolutionaire organisaties van de meest rechtse ideologieën, met als voorbeeld het burgerlijk nationalisme… De PVDA is hiervan ook niet gespaard. Hier kom ik later nog op terug. Zelfs het virulent anti-communisme van bijvoorbeeld het Vlaams-Nationalisme heeft zijn ultra-linkse variant: de subjectieve en nietgegronde veroordeling van de Soviet-Unie als GEVAARLIJKSTE imperialist…. in de jaren `60 en 70
- Onwetendheid of een gebrek aan feitenkennis is GEEN excuus. Harpal Bral maakt in de 70-jaren een kritiek op deze kleinburgerlijke afwijking en het gevaar van ontwikkeling van revisionisme.
Lees hierover MS 29, maart 1996, p. 96 (te vinden op marx.be, “Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme”, Ludo Martens…
Lees verder in volgend artikel. De draad kwijt? Ga terug naar het eerste artikel uit de reeks.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten