zondag 2 maart 2008

Anti-Mertens (3):Analyse pseudo-marxisme PVDA-kader Peter Mertens


We beginnen hieronder met een lectuur van Peter Mertens boekje en ik geef tussendoor mijn reactie, mijn bespreking over de aangehaalde stukken.

“Nadine Rosa-Rosso, de voormalige algemeen secretaris van de Partij van de Arbeid (PVDA), stelde de mogelijkheid in vraag om arbeiders nog langer op de werkvloer van de grote bedrijven te organiseren. De werkplaats is een hel geworden, waar zelfs denken onmogelijk wordt. Bovendien zijn hele regio’s in Europa getroffen door de deïndustrialisatie. Die factoren leiden tot een verzwakking van de arbeidersklasse. De arbeiders moeten op adem komen en zuurstof zoeken buiten de fabriek, bij andere sociale lagen. Daarnaast moeten de krachtsverhoudingen ook in het parlementaire halfrond worden gewijzigd. Zo zegt Nadine Rosa-Rosso.”

Peter Mertens wil aantonen dat voor “echte marxisten” en “echte revolutionairen”, de PVDA DE plaats is om zich te organiseren. Nadine Rosa-Rosso heeft de partij verlaten (moeten verlaten) omdat zij de PVDA een niet-marxistische lijn wilde opdringen en omdat zij van de PVDA een electoralistische partij wilde maken. We zullen eens zien of de nieuwe leiding, waarvan Peter Mertens deel van uitmaakt, nu duidelijk een ANDERS koers gekozen heeft.

“Allicht hebben Antonio Negri, Fausto Bertinotti en Nadine Rosa-Rosso weinig met elkaar gemeen. Wel hebben zij alle drie voor zichzelf de opdracht opgevat het marxisme te vernieuwen. En de thema’s die ze willen herzien, lopen parallel. Ze snijden niet helemaal dezelfde onderwerpen aan, maar ze stellen voortdurend vragen over dezelfde vier thema’s:
1. de rol van de arbeidersklasse,
2. de taak van de revolutionaire partij,
3. de definitie van het imperialisme,
4. de rol van verkiezingen en van het parlementaire werk.”

In zijn analyse gaat hij uit van de standpunten van Negri en Bertinotti die zich openlijk anti-marxistisch opstellen, waarna hij aan de hand van enkele citaten probeert aan te tonen dat Nadine Rosa-Rosso EIGENLIJK toch in hetzelfde kamp zit als die Negri en Bertinotti.

“Tienduizenden handen en geesten werken op alle continenten voor dezelfde patroons. Daarmee is de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal niet verdwenen maar planetair geworden. De technologische revolutie heeft dat antagonisme verscherpt. Niet de menselijke behoeften en noden zijn daarbij van tel. Met patenten, brevetten en copyrights worden nieuwe wetenschappelijke evoluties in het keurslijf van de winstmaximalisatie geduwd.
… De technologische ontwikkeling zorgt ervoor dat steeds minder mensen meer produceren. De enen werken zich dood, de anderen worden verplicht tot werkloosheid. Verder vervullen onderaannemingen, interimkantoors en kleinere bedrijven heel wat uitbestede taken. In de statistieken zijn dat banen die uit de industrie verdwijnen en bij de dienstensector worden geteld. In werkelijkheid verdwijnen die jobs niet uit de industriële productie. Ze verdwijnen voornamelijk uit de collectieve kracht en sociale bescherming van de grotere sectoren…. De arbeidersklasse is door de industriële veranderingen gewij-zigd. Maar ze is niet naar de marge van de samenleving gedreven. De arbeidersklasse is in de core-business van de industrie meer nog dan vroeger het kloppend hart dat de rijkdom voort-brengt. En daarmee draagt ze ook de toekomst in zich.”

Peter Mertens beklemtoont vooral de CONCENTRATIE in steeds minder, maar grotere monopolies. Hij heeft het niet over (maar Lenin WEL in het citaat hieronder) over de toenemende SOCIALISERING of VERMAATSCHAPPELING van de kapitalistische produktie. Hij heeft het wel over één aspect dat BINNEN bijvoorbeeld een AUTOMOBIEL-monopolie er enorm veel arbeiders worden ingeschakeld voor een auto. Maar er is ook nog een TWEEDE kant namellijk dat de monopolies aan elkaar gelinkt worden waarbij de grondstoffenmonopolies, de monopolies van tussenproduktien, de monopolies die het eigenlijke eindprodukt produceren en de monopolies die afnemen, logistiek leveren, de nodige financiering verzorgen, de monopolies die uiteindelijk de levering en verkoop organiseren (want de winst wordt maar gerealiseerd na VERKOOP van het produkt), NOG MEER arbeiders inschakelen voor de produktie en de realisatie van de winst door de verkoop van het produkt. Dit is een aspect van ONTWIKKELING van de arbeidersklasse, een punt van VERGROTING van de arbeidersklasse. Het is ook HET kenmerk van, zoals Thomas Gounet van de PVDA beklemtoont “de rem voor de groei van de produktiekrachten” en ZO, volgens Lenin (geciteerd door Thomas Gounet wordt “het imperialisme de prelude van de sociale revolutie van het proletariaat”.
Peter Mertens BEPERKT de revolutionaire rol van de arbeidersklasse tot een DEEL van de arbeidersklasse die hij de “industriële produktie-arbeiders” noemt. Eigenllijk vormen de “produktie-arbeiders” (en we zullen zien wat hij daaronder verstaat) in de ogen van Peter Mertens de eigenlijke “revolutionaire arbeidersklasse”.
Karl Marx concludeert in “Het Kapitaal”(maar zo durft Peter Mertens het niet te formuleren): “De maatschappij splitst zich steeds meer in twee antagonistische belangrijkste klassen, in de klasse van de kapitalisten en de klasse van de loonarbeiders.”

“…Vandaag… overheersen de kapitalistische monopolies de sectoren niet langer op de schaal van elk land, maar wel op wereldschaal. Fusies en het opkopen van staatsbedrijven hebben de laatste decennia een reusachtige concentratie teweeggebracht. Enkele transnationale ondernemingen (TNO’s) controleren de sectoren van de wereldeconomie. Nooit in de geschiedenis werkten zoveel mensen aan één product, of dat nu een auto, een vliegtuig, of een petroleumderivaat is. Bij de twintig grootste TNO’s werkt een kwart miljoen tot een half miljoen mensen ... Dat is zonder de onderaanneming gerekend. …
Maar ook nooit in de geschiedenis zwaaiden zo weinigen de plak over de productie: nog drie in de petroleumsector, nog zes in de automobiel, nog twee op de maïsmarkt, nog vier op de sojamarkt, nog zes in de agrochemie, en nog twee in de burgerluchtvaart.
Daarmee is de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal niet ‘in een crisis terechtgekomen’, in de zin dat ze aan het verdwijnen is, zoals Antonio Negri insinueert. De tegenstelling tussen arbeid en kapitaal is op de drempel van de eenentwintigste eeuw juist planetair geworden.
En daarmee is de wereld rijp voor een volgende productiewijze, het socialisme. ‘Wanneer een groot bedrijf een mammoetbedrijf wordt en planmatig, aan de hand van nauwkeurig uitgewerkte massagegevens, de aanvoer organiseert van de oorspronkelijke grondstoffen in de omvang van driekwart van de behoefte van een bevolking van tientallen miljoenen; wanneer het transport van deze grondstoffen naar de soms honderden en duizenden kilometers van elkaar liggende – voor de productie gunstige punten – wordt georganiseerd; wanneer vanuit een centrum de opeenvolgende stadia van bewerking van deze grondstoffen tot aan de vervaardiging van een reeks van uiteenlopende eindproducten worden geregeld; wanneer de distributie van deze producten over honderden miljoen verbruikers volgens één plan geschiedt – dan is het duidelijk dat wij met vermaatschappelijking van de productie te doen hebben. Dan is het ook duidelijk dat de privaateconomische en de particuliere eigendomsverhoudingen nog slechts als een bolster te beschouwen zijn, die niet meer overeenkomt met de inhoud. Deze bolster kan betrekkelijk lang in staat van rotting verkeren, maar zal toch onvermijdelijk verwijderd worden’, schreef Lenin toen hij het imperialisme analyseerde.8
De bolster vandaag is dat een paar duizend families (niet méér!) de duizend grootste transnationale ondernemingen in privé-eigendom hebben, en dat die enkele duizenden families via de duizend grootste ondernemingen bijna de gehele wereldwijde productie controleren. Zo controleren zij ook rechtstreeks of onrechtstreeks de arbeid van bijna één miljard mensen die hun arbeidskracht verkopen, en van alle gezinnen die daarvan afhankelijk zijn. Ze controleren ook de technologie, de communicatie, het vervoer, de organisatie als hun privé-eigendom. Ze controleren dit alles niet ten behoeve van de sociale ontwikkeling of van de maatschappelijke vooruitgang, maar om hun eigen winsten te maximaliseren. Zo is het privé-bezit van de productiemiddelen (bedrijven, landerijen, communicatie- en transportmiddelen) de grootste hinderpaal geworden voor de sociale vooruitgang van de mensheid.”

Peter Mertens heeft het citaat van Lenin niet goed gelezen. Lenin heeft het hier duidelijk over de VERMAATSCHAPPELING van de productie als kenmerkt voor het rijp worden van het imperialisme om vervangen te worden door het socialisme omdat het PRIVE-bezit van de produktiemiddelen een hinderpaal wordt om die VERMAATSCHAPPELIJKTE produktie dan ook in dienst van de MAATSCHAPPIJ der werkers in te zetten.”Die paar duizenden families” CONTROLEREN niet alleen maar “als hun privé-eigendom”, maar BEZITTEN de produktiemiddelen, de distributie, de technologie, en eigenen zich, de totale produktie, in eerste instantie toe, om te kunnen VERKOPEN en zo de MEERWAARDE gehaald uit de arbeid van “bijna één miljard mensen die hun arbeidskracht verkopen” te REALISEREN en zich ook weer toe te eigenen. “Die paar duizenden families”vormen de kapitalistenklasse, “de bijna éen miljard mensen die hun arbeidskracht verkopen” de arbeidersklasse.

“Ten eerste: de landbouw is nog altijd de grootste arbeidssector. Dat is de eerste vaststelling. De aarde telt meer dan één miljard boeren.9 De overgrote meerderheid daarvan bezit zelf een (klein) stukje land en bewerkt het. Toch daalde de tewerkstelling in de landbouw de laatste halve eeuw van 67 procent naar 46 procent. De boerenstand wordt verder geruïneerd. In Europa heeft dat proces zich over drie eeuwen uitgestrekt. Vandaag speelt dit proces zich op heel de planeet af. De kleine boeren worden weggeconcurreerd door de agro-industrie, door de liberalisering van de wereldlandbouwmarkt en door grootgrondbezitters die landerijen en bezittingen opkopen. De Wereldhandelsorganisatie eist dat alle landen hun economieën openstellen voor de agroproducten uit de Europese Unie en de Verenigde Staten (die samen dagelijks 1 miljard dollar subsidie in de landbouw pompen). …Overal trekken verpauperde boeren naar de productiecentra en de steden.”

Dus de arbeidersklasse groeit dagelijks aan met “verpauperde boeren” die vanaf hun verlaten van het platteland nu ook op één of andere manier hun arbeidskracht moeten verkopen om een inkomen te verwerven. Dat ze hier niet in slagen en dus geen werk vinden maakt hun niet minder deel van de arbeidersklasse. Trouwens zijn veel kleine boeren eigenlijk in plaats van “eigen baas” eerder arbeiders die werken aan stukloon of die doen aan thuisarbeid voor monopolies in de agrobusiness, of voor monopolies van grondstoffen vanuit landbouw, monopolies van voedselprodukten, of monopolies van distributie van landbouwprodukten of produkten afgeleid van landbouwprodukten. De produktie en bedrijven van echte “middenboeren” of “grote boeren” worden overgenomen door die monopolies zelf, die arbeiders daar voor hen laten werken.

“Ten tweede toont Tabel 2 de stijging van de arbeidsplaatsen in de ‘dienstensector’. …
Ten derde zie je dat zich op wereldvlak een stagnatie van de tewerkstelling in de industriële sector voordoet. Die stagnatie is het resultaat van de achteruitgang van de industriële tewerkstelling in de ontwikkelde landen en van de stijging elders.
Bij de klassieke statistische gegevens kunnen we twee fundamentele opmerkingen maken.
Ten eerste is het onderscheid tussen de verschillende economische activiteiten arbitrair. Het ware beter een onderscheid te maken tussen de primaire, de secundaire en de tertiaire sector. De primaire sector, de landbouw, staat voor het onttrekken aan de natuur. De secundaire sector, de industrie, staat voor het omvormen van de natuur. En de tertiaire sector voor de rest. Nu worden veel sectoren die bij de secundaire sector horen, onder ‘diensten’ gerangschikt. Dat geeft een vertekend beeld.
Ten tweede gaan deze statistieken voorbij aan de eigendomsverhoudingen. Zowel grootgrondbezitters, kleine zelfstandige boeren als landarbeiders worden geklasseerd bij de landbouw. Net zoals ondernemers, het topkader, zelfstandigen en loonarbeiders samen in de industriële sector ondergebracht worden.
De statistieken verbergen met ander woorden het klassenkarakter van de huidige maatschappij. In het kapitalisme zijn er grosso modo drie klassen, die elk nog in talrijke lagen uiteenvallen. De bezittende klasse, die eigenaar is van de ondernemingen, van de grote landerijen, van de machines en de technologie (patenten), is eigenaar van de (grote) productiemiddelen. Ze eigent zich de geproduceerde goederen toe. De middenklasse is de klasse van kleine eigenaars en zelfstandige producenten. En de arbeidersklasse is de klasse zonder productiemiddelen. Zij heeft alleen haar arbeidskracht en arbeidsvermogen te koop.”

Toch maar een verwarde indeling van Peter Mertens. De VERMAATSCHAPPELING van de produktie maakt komaf met een kunstmatige indeling in dienstensector en industriële sector. Iedereen die zijn arbeidskracht moet verkopen om in leven te blijven wordt ingeschakeld in de kapitalistische produktie. Voor de produktie van WAREN worden al die arbeiders ingeschakeld, zij werken NIET ieder afzonderlijk aan de produktie van één waar, Nee zij werken SOCIAAL en dus GEZAMELIJK aan de produktie van het meeste van de waren. Vanaf de werkers ingeschakeld in de “primaire sector die ontrekt aan de natuur” dus de mijnindustrie, de olie-industrie, en andere industriën die ertsen “ontrekken aan de natuur” tot aan de werkers die ingeschakeld zijn in de “tertiaire sector” waar de distributie-industrie, de sector die zich bezig houdt met verkoop enz…

De arbeidersklasse is het kloppende hart van het systeem. Het is de productieve arbeid die de rijkdom van de maatschappij schept. Het kapitaal kan maar groeien door de meerwaarde die in de productie wordt gecreëerd. De arbeidersklasse kan zonder kapitalistische patroons, het patronaat daarentegen kan niet zonder de arbeiders. “

De arbeidersklasse kan onder het kapitalisme NIET ZONDER KAPITALISTEN: tenslotten moeten zij aan hen hun arbeid verkopen om te kunnen leven. Als de arbeidersklasse de kapitalisten zal ONTEIGENEN, zal de kapitalistenklasse niet meer moeten bestaan.

“Precies daar ligt voor de arbeidersklasse haar rol als actor van historische verandering. De productieve arbeiders staan in het centrum van de productie en ervaren dagdagelijks de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal. Zij zijn zo ook het best geplaatst om het wezen van dit systeem te begrijpen. Naast een kerndeel dat actief is in de productie, bestaat de arbeidersklasse uit talrijke andere lagen van loonarbeiders die door de aanhoudende crisis, de toenemende werkdruk, de verhoogde flexibiliteit, de permanente onzekerheid, steeds meer op de tegenstellingen van dit systeem botsen. De grote bewegingen van de ‘witte woede’, de stakingen in het onderwijs, het verzet in de openbare diensten, de verhoogde strijdbaarheid in de banksector enzovoort tonen dat aan.
Tot slot maken ook de werklozen deel uit van de arbeidersklasse. Het is van belang voor de taken van de vakbeweging en de arbeiderspartij dat opnieuw te benadrukken. Toch vormen de werklozen een specifieke laag omdat zij, per definitie, niet in staat zijn de economische ader van het kapitalisme stil te leggen of te raken, omdat zij – uit de aard van hun situatie – nog meer versnipperd en gedesorganiseerd zijn, en omdat zij – hoe langer zij uit het productieproces verwijderd zijn hoe meer – de disciplinerende en organiserende functie van de arbeid ontberen. Dat betekent niet dat het werkloze deel van de arbeidersklasse buiten de strijd zou vallen, integendeel. De werklozenbeweging in Frankrijk, de picqueteros in Argentinië, de acties van de werklozen in Zuid-Afrika bewijzen dat de vakbeweging en de arbeiderspartij er alle belang bij hebben het geheel van de arbeidersklasse te mobiliseren. …”

Wat een wazige verwarde en vooral héél ALGEMENE formulering! Door het weglaten in zijn analyse van het actuele kapitalisme van de enorme VERMAATSCHAPPELING of SOCIALISERING van de produktie kan Peter Mertens hier nu zonder probleem insinueren, dat eigenlijk alleen de “produktieve” arbeiders de “echte” arbeidersklasse vormen en dat alleen tactisch andere werkers, wellicht minder tot het “kerndeel” behoren, maar toch “tot de arbeidersklasse horen”. (want dan zijn we met meer of een grotere groep, om “de tegenstellinen van dit systeem” te bevechten).
Lees verder in volgend artikel.

Geen opmerkingen: