maandag 31 maart 2008

Anti-Mertens(21):”Tactiek staat los van (FORMEEL beleden) strategie.”


Hier weer het woord aan Peter Mertens (men zal niet kunnen zeggen dat ik “beperkte citaten uitkies”!)

“De dialectiek tussen de strijd voor democratische hervormingen en de socialistische revolutie, die ook in het partijprogramma van 1979 vervat zit, blijft gelden. Een revolutionair proces is geen dogmatisch of mechanisch proces. Het vereist tactische flexibiliteit, harmonie met de politieke realiteit, een nauwkeurige evaluatie van het niveau van élke strijd, exacte en nuchtere kennis van de klassentegenstellingen en de krachtsverhoudingen, een aangepaste massalijn en brede allianties.
Eind 2004 kwam een nieuw hervormingsvoorstel van Geneeskunde voor het Volk in het centrum van de politieke belangstelling te staan. PVDA-dokter Dirk Van Duppen pleitte ervoor de prijs van de geneesmiddelen vast te leggen door middel van openbare aanbesteding. Het plan raakte bekend als ‘het kiwimodel’ omdat het geïnspireerd is op het medicijnenbeleid in Nieuw-Zeeland. Daar leidde het tot prijsverminderingen van 50 tot 90 procent. De eis kreeg onder meer de steun van de Katholieke Werknemersbeweging (KWB) en van christelijke en socialistische vakbondsmensen uit de gezondheidszorg.
Door het kiwimodel brachten we de monopolistische praktijken van Big Farma in de aandacht. Hoe kan het dat enkele grote farmaceutische monopolies zich vetmesten op kosten van de gezondheid? Hoe komt het dat de farmareuzen de sociale zekerheid kunnen plunderen? Hoe komt het dat de staat de mensen niet beschermt tegen die plundering? Hoe kan het dat ze onderlinge afspraken maken? Dat ze regeringen en beleidsmakers onder druk kunnen zetten? Waarom wijken sociaal-democratische en andere excellenties onder druk van Big Farma? Waarom gaat men niet in op een eenvoudige hervormingseis die tienduizenden patiënten tot nut strekt en bovendien nog goedkoop is voor de ziekteverzekering? Die vragen leggen een voor een kernpunten van het imperialisme bloot. …
Wanneer wij strijden voor hervormingen – of het nu het kiwimodel betreft, de fortuinenbelasting, de pensioenen of het brugpensioen – dan strijden we om de positie, de organisatiekracht en de slagkracht van de werkende bevolking te versterken. Ons discours luidt niet ‘We lossen het even voor je op’, maar is gericht op ‘Neem je lot in eigen handen’. Een progressieve editorialiste besloot uit de kiwicampagne: ‘Omwille van dit verhaal wil ik tenslotte deze wens doen voor 2005: dat het in ons geheugen mag gegrift blijven dat kenteringen mogelijk zijn, dat we multinationals kunnen doen buigen, dat ministers onder druk te zetten zijn. Dat wij in staat zijn samen beweging te maken! Op naar de loononderhandelingen…!’ Met andere woorden: de mensen helpen bij hun strijd, hen helpen eigen ervaringen op te doen, de strijd te organiseren en te richten, en daarin revolutionair perspectief binnenbrengen. Die aanpak druist in tegen de opvattingen die veranderingen beloven via verkiezingen en parlementair werk enerzijds, en tegen bepaalde laatdunkende anarchistische opvattingen over de strijd voor hervormingen anderzijds.
Ten eerste, niet het parlement of de verkiezingen zijn doorslaggevend, wel de strijdbewegingen. Alles wat de arbeidersbeweging heeft bereikt, heeft ze behaald door eigen kracht. Dat wil zeggen: door zich te organiseren, actie te voeren en gunstige krachtsverhoudingen uit te bouwen. Het organisatierecht, het stakingsrecht, het stemrecht, de betaalde vakantie, de achturendag en de veertigurenweek, de sociale zekerheid zijn er gekomen door harde strijd tussen de klasse van werkende mensen en de klasse van patroons.
En dus niet door verkiezingen of parlementair werk. …
Elke sociale verworvenheid heeft twee aspecten: zij is het resultaat van de strijd van de werkmensen en een toegeving van de heersende klasse ‘om erger te voorkomen’. Maar nooit is een verworvenheid toegestaan zonder strijd, spontaan, uit zichzelf. …Bovendien is binnen het kapitalisme geen enkele verworvenheid ‘zeker’ of ‘vast’. Ze zal onder druk blijven staan van het kapitaal.
De sociale zekerheid bijvoorbeeld werd afgedwongen tijdens het heldhaftige antifascistische verzet van de Europese arbeidersbeweging. Op het einde van de Tweede Wereldoorlog was het niet duidelijk welke weg Europa zou inslaan. Zou het opnieuw op kapitalistische leest worden geschoeid? Of zou het de weg opgaan van de Sovjet-Unie, die later werd gevolgd door Polen, Tsjecho-Slowakije, Roemenië, Hongarije en Bulgarije? De oorlog had steden en bedrijven vernietigd, de bevolking was uitgeput en leed honger, en de belangrijkste georganiseerde kracht onder het volk vond men zonder twijfel in de communistische partijen, ook als gewapende kracht. …
De dreigende revolutionaire situatie was de belangrijkste reden waarom de heersende kringen in Europa met actieve politieke en financiële steun uit Washington het zogenaamde ‘Rijnlandmodel’ invoerden. Men herinnert zich dat een deel van de heersende klasse in ons land in mei 1940 z’n biezen pakte en naar Londen vluchtte. Industriëlen, regeringsleiders en een handvol toplui van de vakbeweging (Rens, Bondas, Finet) bereidden daar in volle oorlog de naoorlogse periode voor. …
De schrik voor een mogelijke socialistische toekomst voor België zat er diep in, daar in Londen. Om het kapitalisme te redden moet de sociale zekerheid worden toegestaan, zo was het standpunt van de rechtse vakbondsleider Jef Rens. …
Wat de arbeidersklasse in Europa ervan verwacht, is datgene wat Bevin “sociale zekerheid” noemt. De volkeren van Europa begrijpen dat de organisatie van volledig vast werk alleen kan bereikt worden via een internationale samenwerking waarvan Amerika en Engeland de leiding zouden moeten nemen.’ Achter de rug van de partizanen in België werd in Londen overeengekomen het kapitalisme te herstellen. Dit herstel moest een specifiek karakter krijgen: het systeem van de paritaire commissies werd uitgebreid, en de samenwerking tussen het patronaat en de arbeidersklasse in de daarvoor bevoegde overlegorganen moest geïnstitutionaliseerd worden. Daarbij was een systeem van sociale zekerheid een sleutelgegeven. Op 28 december 1944 trad met de besluitwet op de Sociale Zekerheid het eerste luik van het ‘Ontwerp van Akkoord van Maatschappelijke Solidariteit’, zoals het Sociaal Pact voluit werd genoemd, in werking.
Daarmee werd het Sociaal Pact met daarin de instelling van de Sociale Zekerheid één van de belangrijkste verworvenheden van de arbeidersklasse. Zonder de gewapende strijd van de partizanen, zonder de duizenden offers in Breendonk en andere concentratiekampen, zonder ‘de partij van de gefusilleerden’ (de heldentitel die de KPB na de oorlog kreeg), zonder de opkomst van het communisme op internationaal vlak, was er van sociale zekerheid geen sprake geweest. Maar anderzijds was het Sociaal Pact ook uitdrukkelijk een toegeving ‘om erger’ te voorkomen, met name om een socialistische omwenteling voor te zijn. Robert Vandeputte, die tijdens de oorlog voorzitter was van de Emissie Bank (die voor de Duitsers werkte) en later minister van Financiën werd in de regering van Mark Eyskens, bevestigde dat: ‘In 1944 waren de bedrijfsleiders beducht voor revolutionaire strekkingen. Het communisme had immers een fantastisch aanzien. Ze vreesden, niet ten onrechte, onteigeningen en nationaliseringen.’ Vandaar dat zulke toegevingen werden gedaan, toegevingen die vandaag opnieuw onder vuur komen te liggen.
Ten tweede moet in de discussie over de relatie tussen de ‘parlementaire en electorale ambities’ en de strijdbewegingen gewezen worden op de nefaste rol van bepaalde laatdunkende opvattingen over de strijd voor hervormingen. … Marx daarentegen wees erop dat het afdwingen van sociale wetgeving instrumenten schept voor de klassenstrijd zelf. Elke strijd voor lotsverbetering kan twee kanten op: ofwel bevestigt hij het systeem en de dictatuur van de monopolies, ofwel doet hij grote groepen mensen ontwaken en brengt ze inzicht en energie voor de komende strijdbewegingen. Lenin schreef: ‘In tegenstelling met de anarchisten, erkennen de marxisten de strijd voor hervormingen. Dat wil zeggen: voor zodanige verbeteringen in de toestand van het werkende volk, waarbij de macht nog altijd in handen van de heersende klasse blijft. Tegelijkertijd echter voeren de marxisten een zeer krachtige strijd tegen de reformisten, die de betrachtingen en de activiteit van de arbeiders willen beperken tot hervormingen. Het reformisme is een burgerlijk bedrog ten overstaan van de arbeiders, die zolang als de heerschappij van het kapitaal blijft bestaan, altijd loonslaven blijven, ondanks op zichzelf staande hervormingen en verbeteringen.’
En verder: ‘De arbeiders die de valsheid van het reformisme hebben doorzien, gebruiken de hervormingen om hun klassenstrijd te ontwikkelen en uit te breiden. Hoe sterker de invloed van de reformisten op de arbeiders is, des te erger is de machteloosheid van de burgerij; des te gemakkelijker is het voor de burgerij om de hervormingen onder allerlei voorwendsels weer te niet te doen. Hoe meer de arbeidersklasse zelfstandig is, hoe dieper en breder de doelstellingen van de arbeidersbeweging zijn, des te beter slagen de arbeiders erin de afzonderlijke verbeteringen veilig te stellen en te gebruiken.’ “

Ik wil hier (voorlopig) even op antwoorden met een groot citaat uit de tekst (p.224) van het Vijfde Congres van de PVDA (vervat in het boek “de Partij van de Revolutie” , EPO 1995, en wel uit het hoofdstuk “de politiek op de commandopost zetten”. Dit citaat bestaat zelf bijna volledig uit een aangehaalde tekst van Lenin….

Het is fundamenteel dat men een vastberaden klassepositie verwerft, dat men de weg van de socialistische revolutie verdedigt en het burgerlijk reformisme bekampt.
Lenin zegt: "Het proletariaat strijdt en zal verder blijven strijden om de vroegere macht te vernietigen. Heel zijn propaganda, zijn agitatie, zijn organisatie en zijn mobilisatiemachine zijn daarop gericht. Als het er niet in slaagt de macht volledig te vernietigen, zal het op zijn minst een gedeeltelijke vernietiging beogen, maar het zal dergelijke partiële actie nooit positief voorstellen om de steun van het volk te vragen. Men steunt effectief een daadwerkelijke strijd van hen die het maximum proberen te bereiken (en die in geval van mislukking het minimum bereiken). Maar men steunt geen opportunisten die al op.de doelstellingen afknibbelen, nog voor de strijd is begonnen. De revolutionaire klassenstrijd is de echte motor van de geschiedenis. De hervormingen zijn een nevenresultaat van de strijd en drukken slechts mislukte pogingen uit om deze strijd te verzwakken, minder scherp te maken. (...) De eerste doctrine is materialistisch, de tweede idealistisch. De eerste is revolutionair, de tweede reformistisch. De eerste vormt de basis voor de tactiek van het proletariaat in de kapitalistische landen, de tweede voor de tactiek van de burgerij. (...) Uit de eerste visie volgt de revolutionaire, autonome tactiek van de voorhoedeklasse. In geen enkel geval kunnen we onze taken beperken tot steun aan de meest verspreide ordewoorden van de hervormingsgezinde burgerij. We voeren een onafhankelijke politiek en stellen slechts ordewoorden voor die hervormingen nastreven die onbetwistbaar de belangen van de revolutionaire strijd dienen en die onbetwistbaar de onafhankelijkheid, het bewustzijn en de strijdbaarheid van het proletariaat verhogen. Alleen deze tactiek laat ons toe de hervormingen te neutraliseren die van boven komen, zij zijn altijd dubbelzinnig, altijd schijnheilig en steeds vol valstrikken van burgerij en politie. (...) In de practijk is het juist door deze revolutionaire, onafhankelijke, massale en verbeten klassenstrijd dat hervormingen worden afgedwongen. (...) Door onze ordewoorden te vermengen met deze van de hervormingsgezinde burgerij, verzwakken we de revolutionaire zaak, en bijgevolg ook die van de hervormingen, want we verminderen zo de onafhankelijkheid, de onverzettelijkheid en de kracht van de revolutionaire krachten.”
… Vanuit het standpunt van het proletariaat is de socialistische revolutie een objectieve noodzaak en duwt heel de historische evolutie in die richting.
Vanuit het standpunt van de burgerij is de socialistische revolutie een schadeljjke, zelfs misdadige utopie. …
Zijn taken op een laag niveau vastleggen betekent: aanvaarden dat de hoge taken van de revolutie niet worden gerealiseerd, zich op voorhand reeds instellen op de mislukking van de revolutionaire strijd en zich neerleggen bij het behoud van het kapitalisme. Wie de klassenstrijd met dergelijke ideologic "leidt", zal de arbeidersklasse altijd naar de capitulatie en de nederlaag leiden.
De opportunisten geloven niet dat de hoogste taken van de revolutie "realiseerbaar" zijn. Zij spreken erover voor de vorm, maar de revolutie is niet in hun concrete handelingen aanwezig. Volgens hen zal het niet mogelijk zijn de hoogste taken te verwezenlijken, men moet zich houden aan wat vandaag mogelijk is. En wat mogelijk is, is wat reeds gebeurt, hetgeen waarvoor de arbeiders nu vechten. De huidige strijd, de huidige beweging, het huidige werk is alles; het uiteindelijke doel, de socialistische revolutie, is niets, is niet te verwezenlijken, bepaalt noch orienteert het huidige werk.

“Zij spreken erover voor de vorm” M.a.w met FORMELE verklaringen over revolutie en trouw aan het marxisme-leninisme en de noodzaak van vernietiging van “de”kapitalistische staat maskeren de opportunisten hun uiteindelijke burgerlijke klassepositie. Zij vormen de burgerij BINNEN de kring van revolutionairen.
Peter Mertens bestudeert Marx en Lenin op een eclecticistische (encyclopedische) manier. Hij zoekt citaten die zijn lijn bevestigen, om zijn lijn een “marxistisch”tintje te geven. Het werk van communisten heeft twee aspecten die door het programma, de strategie EN de tactiek MET ELKAAR VERBONDEN ZIJN. Je hebt het, VAN BUITENAF, BINNEN BRENGEN, door middel van propaganda en de diskussie daarbij, de pamfletten, van de noodzaak van revolutie, de noodzaak van de massastrijdbewegingen doorheen de klassenstrijd voor DIRECTE aanleidingen, uit te bouwen tot de massa-organisatie met dewelke de werkers de revolutie gaan voeren. Dus elke vorm van klassenstrijd, elke betoging, elke actie waar groepen of massas van werkers, en ook andere lagen, de aantasting van hun verworvenheden bevechten of bepaalde voor hen levensnoodzakelijke verworvenheden DIRECT proberen te verkrijgen, moet AANGEGREPEN worden door de communisten om ten eerste die strijd te steunen en de mensen te wiijzen dat hun strijd kadert in het fundamentele gevecht tussen arbeid en kapitaal die alleen maar gewonnen kan worden en waarvoor de verworvenheden of “hervormingen” ten volle kunnen werken en niet meer afgepakt door de kapitalisten, door revolutie van HEN, de concrete werkers in hun concrete strijd VERBONDEN met andere werkers en lagen die OOK een CONCRETE strijd voor hervormingen voeren op dit moment.
Lenin beklemtoont vaak, dat door constant deze diskussie aan te gaan, door deze propaganda en agitatie te voeren, zelfs op momenten dat de massas voor het grootste deel dat nog zeker niet aanspreekt, OP ZEKER MOMENT, door hun ERVARINGEN in hun strijd en tegenstellingen met het kapitaal tot de inzichten zullen komen, waar de communisten op zijn blijven hameren.
Door niet te werken aan het tweede aspect van het communistisch werk (hetgeen ik hieronder zal uitleggen), en gefocust te zijn op het verwerven van “de inzichten” bij de kiesgerechtigde mensen dat “de PVDA toch de beste verdedigers is van de strijd voor hervormingen die de werkers voeren” of “de PVDA geeft toch de beste achtergronden over de juistheid van de strijd die de werkers voeren, en vertoont de beste inzet bij de steun aan die strijd – want de strijd is toch bepalend”…. opdat in laatste instantie uiteindelijk de PVDA een goede VERKIEZINGSUITSLAG HEEFT en (al zijn het maar enkele) VERKOZENEN haalt, zal Peter Mertens en met hem de huidige leiding van de PVDA de PVDA niet uitbouwen om alléén al dit EERSTE aspect van het communistisch werk te organiseren. BEWIJS: de inhoud van hun publicaties, pamfletten, ACTIE- en VERKIEZINGSprogrammas en hun weekblad.
Maar het werk van communisten bevat nog een tweede aspect.
Binnen de arbeidersklasse en zelfs binnen verschillende lagen van de bevolking werken en leven ook communisten, daarom niet altijd als openlijke communist gekend. Zij zijn in dezelfde organisatie georganiseerd die OPENLIJKE propaganda voert. Zij moeten zich verbinden met de concreet aanwezige voorhoede in de concrete situatie. Zij moeten figuren zijn naar de welke veel mensen die behoren tot de grote middengroep luisteren. DIE communisten, die een wezenlijk onderdeel uitmaken van de massa of de groep die in een concrete klassenstrijd verwikkeld is, zijn in feite de verpersoonlijking, en moeten dat zijn van de “INZICHTEN waartoe de MASSA komen op basis van EIGEN ervaring”. En die moeten zo hoog mogelijk zijn en dit bij zo groot mogelijk deel van de betreffende massa of groep werkers in strijd.
Door deze TWEE aspecten van het werk van de communisten zo goed mogelijk te voeren, zal bepalend zijn of “de strijd voor hervormingen of voor lotsverbetering in de TWEEDE richting zal gaan die Marx aangeeft volgens Peter Mertens, daar waar Peter zegt:” Marx daarentegen wees erop dat het afdwingen van sociale wetgeving instrumenten schept voor de klassenstrijd zelf. Elke strijd voor lotsverbetering kan twee kanten op: ofwel bevestigt hij het systeem en de dictatuur van de monopolies, ofwel doet hij grote groepen mensen ontwaken en brengt ze inzicht en energie voor de komende strijdbewegingen.”

Lees verder in volgend artikel. De draad kwijt ga hier naar het eerste artikel in de reeks “Anti-Mertens”.

Geen opmerkingen: