dinsdag 4 maart 2008

Anti-Mertens (6):Analyse pseudo-marxisme PVDA-kader Peter Mertens


“…Nadine Rosa-Rosso, voormalig algemeen secretaris van de PVDA:…Al de andere streken van Europa die keihard getroffen worden door de deïndustrialisatie, wat hebben wij hen voor te stellen? (…) We hoeven onze ogen en oren maar open te doen om te zien dat er toch wel een klein probleempje is. Een beetje gezond verstand volstaat al…’ Het is uitkijken naar wat er nog overblijft, aldus Nadine Rosa-Rosso: ‘Natuurlijk is er een industriële concentratie rond de haven van Antwerpen en natuurlijk garandeert de situatie van Antwerpen als tweede Europese haven voor een zekere tijd de aanwezigheid van deze industrie, waaronder de chemische industrie. (…) In Brussel hebben de nieuwe partij-ideologen nog de luchthaven gevonden…’
Volgens Nadine Rosa-Rosso is ‘de verdwijning van ondernemingen, zelfs van hele industriële sectoren’ een vaststaand gegeven, een ‘fait matériel’. En dat feit, zo stelt ze, heeft gevolgen voor de slagkracht van de arbeidersbeweging: ‘De versnelde deïndustrialisatie van hele regio’s in Europa heeft natuurlijk een verzwakking van de arbeidersbeweging tot gevolg.’ Nog anders gesteld: ‘Momenteel vertoont de arbeiderswereld de neiging aan kracht in te boeten door het materiële feit van de verdwijning van ondernemingen, zelfs van hele industriële sectoren.’
De vraag die Nadine Rosa-Rosso stelt, is dubbel. Is er sprake van een ‘versnelde deïndustrialisatie van hele regio’s in Europa’? En leidt deze ‘natuurlijk’ tot de verzwakking van de arbeidersbeweging?
Op de tweede vraag antwoorden we in een volgend hoofdstukje. Niet het aantal, niet de voortdurende wijzigingen in de productie maken van de arbeidersklasse de revolutionaire klasse, wel haar plaats in de maatschappij van vandaag en van morgen. De arbeidersbeweging wordt verzwakt of versterkt door haar organisatiekracht en door haar klassenbewustzijn. Dat zijn de doorslaggevende factoren.
Op de eerste vraag is het antwoord inderdaad het beste te vinden door nauwgezet onderzoek en enquêtes. De Franse regering betaalde een onderzoekscommissie om de bewering na te laten trekken dat de industrie aan het verdwijnen is. Na maanden onderzoek besloot de commissie: ‘dat er eerder gesproken kon worden van veranderingen in de industrie in plaats van deïndustrialisatie.’ Ook de Europese Commissie liet een onderzoek uitschrijven. En dat besloot: ‘Uit een analyse van de Commissie blijkt dat er geen sprake is van een veralgemeend deïndustrialisatieproces. De Europese industrie ondergaat daarentegen een structureel veranderingsproces…’ …Die industrialisering gaat gepaard met ingrijpende wijzigingen. Er wordt meer geproduceerd, maar met steeds minder mensen. De productiviteit is verhoogd. Ook de structuur van de bedrijven is de laatste jaren erg veranderd door de uitbesteding van taken. En tot slot zijn er de delokalisaties: in Europa zijn ze verantwoordelijk voor 7 % van het banenverlies in de industrie. Voor de daling van de tewerkstelling in de productie zijn daarmee de drie factoren gegeven, die eigen zijn aan dit systeem van jacht op maximale winst: de productiviteitstoename, de toenemende uitbesteding van de productie en de delokalisatie.
De eerste oorzaak van het verdwijnen van jobs in de industrie is de toename van de productiviteit. Dat is geen ‘deïndustrialisatie’. Integendeel, er wordt méér geproduceerd, maar wel met steeds minder mensen. …
Het kapitalisme heeft een ‘industrieel reserveleger’ nodig, een werkloze groep arbeiders die druk kan uitoefenen op de lonen en op de collectieve strijdkracht van de arbeidersklasse.”

Peter Mertens wil met deze hele uitleg gewoon zeggen dat als Nadine Rosa-Rosso zegt: ‘de verdwijning van ondernemingen, zelfs van hele industriële sectoren’ een vaststaand gegeven, een ‘fait matériel’ , zij fout is. En dus dat maakt haar gevolgtrekking sowieso automatisch fout: ‘De versnelde deïndustrialisatie van hele regio’s in Europa heeft natuurlijk een verzwakking van de arbeidersbeweging tot gevolg.’ Nu kun je de delokalisatie opvatten als een “deindustrialisatie’.
Delokalisatie komt in feite neer op:
1. Het vernietigen van capaciteit in de schaduw van de overcapaciteitskrisis
2. Het organiseren van de concurrentie binnen de arbeidersklasse. ( de “goedkope”Polen en de “hoge loonkost bij ons”)
3. Het verhogen van de uitbuitingsgraad door bijvoorbeeld filialisering of onderarbeid naar een andere goedkopere sector.
Zolang hier vanuit de arbeidersklasse geen hevig verzet komt om dit te keren, of zich strijdbaar en massaal organiseeert om dit verzet te leveren, op basis van verhoogd bewustzijn door kennis van wat er precies gebeurt (en hier ligt de taak van een partij die zegt de voorhoede van de arbeidersklasse te organiseren) kan men zeggen dat de arbeidersklasse (tijdelijk dan toch) “verzwakt”. Maar als Peter Mertens “bewijst” dat er GEEN verzwakking is, hoeft hij ook niet over de opdracht hierbij voor revolutionaire voorhoede-partij van de arbeidersklasse te spreken.

“… In een socialistische maatschappij dient de technologische vooruitgang om het leven van de mensen te verlichten en de noden in te lossen. Maar vandaag wordt meer productiviteit nagestreefd om de concurrent te verslaan, wat leidt tot ondraaglijke arbeidsomstandigheden.
Steeds meer produceren met steeds minder mensen, dat is de voornaamste industrialisatietendens waaruit de patroons hun fierheid – lees ‘hun maximale winsten’ – putten. …
In de politieke wereld heet deze tendens ‘industrieel dynamisme’. …”

Peter Mertens maakt geen concrete analyse van het actuele kapitalisme (hij zou de teksten van een partijgenoot Thomas Gounet eens moeten lezen…) Het huidige kapitalisme zit in een algemene crisis, waaar het niet uit geraakt. De bijna continue OVERCAPACITEIT waarin de kapitalistische produktie zit in HEEL de wereld, maakt dat VERNIETIGING van capaciteit nodig is (die steeds weer gevolgt wordt door produktiviteitsstijgingen op andere plaatsen waardoor de chronische overcapaciteit bllijft). De kapitalistische produktie gebeurt in een steeds grotere chaos. Nagenoeg geen enkel maatschappelijk probleem of maatschappelijke behoefte kan zij oplossen of aanpakken. Het kapitalisme is een “rem voor de groei van de produktiekrachten”.
Het laatste citaat geeft een vage beschrijving van wat socialisme is. We vinden nergens in zijn tekst een concretere beschrijving of analyse wat heel concreet “het socialisme” is en inhoudt. In een volgend reeks artikels zal ik de gevolgen hiervan bespreken voor de lijn van de PVDA. Ik zal dit doen aan de hand van teksten en analyses die Boudewijn Deckers en Peter Franssen maakte over de opbouw en uitbouw van het socialisme in China.

Ten tweede zorgt de ‘uitbesteding’ ervoor dat de arbeiders hun arbeidskracht tegen een lager loon moeten aanbieden aan onderaannemingen, interimkantoren, IT-bedrijven enzovoort. Tegelijk valt ook een deel van de sociale bescherming weg. Vakbondsrechten zijn in de meeste onderaannemingen en interimkantoren zo goed als onbestaande. De uitbesteding is een aanval op de collectieve kracht van de arbeiders als klasse.
Toch gaat het ook hier om een evolutie binnen het industrialisatieproces, en niet om deïndustrialisatie. … Dat stelt ook de Europese Commissie in haar onderzoek: ‘De verschuiving van middelen naar de dienstensector mag niet verward worden met deïndustrialisatie.’
Zoals de verhoogde productiviteit is ook het uitbestedingsmechanisme voor het kapitaal een kwestie van leven of dood….
Het onderzoeksbureau van de Franse Assemblée Nationale geeft voor het uitbestedingseffect drie elementen aan: ‘De industriële sector verandert doordat steeds meer van haar activiteiten naar de dienstensector worden overgeheveld. In de jaren zeventig lag de toekomst van de grote bedrijven in de spreiding van hun activiteiten. De toename van de concurrentie en de rentabiliteitseisen hebben deze trend omgebogen: nu concentreren ze zich op hun kernactiviteiten. In overeenstemming met deze logica hebben ze talrijke functies overgedragen: het onderhoud van de gebouwen en de lokalen, het transport, de uitbating van het personeelsrestaurant, de huur van de kantoren, de boekhouding, de ontwerpafdeling. Een onderneming als Sodhexo, wereldleider op het vlak van bedrijfsrestauratie en andere basisbehoeften van het personeel, dankt gedeeltelijk haar groei aan uitbesteding. (…) Beroep doen op interims is ook een vorm van uitbesteding… De ondernemingen doen meer en meer beroep op interimpersoneel. 300.000 daarvan werken voor de industrie maar behoren statistisch tot de tertiaire sector. (…) Deze overheveling van de industriële naar de dienstensector is ook een gevolg van de steeds gesofistikeerder producten. De productie is maar één schakel in de ketting die de bepaling van het product, zijn plaats in een bepaald marktsegment, zijn ontwerp, de marketing, de reclame, de commercialisatiekosten met elkaar verbindt… In termen van tijd en kosten komt de productiefase in de fabriek in bepaalde gevallen maar voor een klein deel tussen in de uiteindelijke waarde van een product.’
…Vooraleer ons te verslikken in ‘de versnelde deïndustrialisatie van hele regio’s in Europa’ doen we er goed aan het even te hebben over deze nieuwe zones van productieve arbeid. Het is het verschijnsel van de maquiladores in de grensstreek van Mexico en de Verenigde Staten, wat in Pakistan, Sri Lanka en Guatemala de sweat-shop wordt genoemd. Dat verschijnsel doet zich ook voor in Europa. In de streek rond Nord-Pas-de-Calais (Frankrijk) zijn de mijnen vervangen door de textielindustrie, en wordt vandaag de textiel vervangen door de logistieke industrie. In Picardië (Frankrijk) worden textiel-, fiets- en pneumatische industrie vervangen door logistieke diensten en callcentra. Aan de Merseyside en aan Lower Clydeside (Verenigd Koninkrijk) werden staal, kolen en scheepsbouw vervangen door elektronicabedrijven. Dat proces is sinds de jaren 1970 bezig. De Indische schrijfster Swasti Mitter schreef er in 1986 een boek over: ‘Wat velen tot nu toe niet wisten is dat de onzekere “wegwerp”-werkplaatsen niet langer beperkt zijn tot de ontwikkelingslanden. De schepping van een nieuw proletariaat maakt in feite deel uit van een bredere beleidsstrategie, die niet alleen de Derde Wereld maar ook de Eerste Wereld beïnvloedt. Het is een strategie die doelbewust “flexibele” arbeidskrachten zoekt om de macht van de georganiseerde arbeiders te ondermijnen.’
Het is geen ‘deïndustrialisatie’ maar de versnippering van de productieve arbeidersklasse in kleinere bedrijfjes en interimkantoren.
Een derde factor voor het verdwijnen van jobs in de ‘industrie’, en pas op de derde plaats, is de delokalisatie. Dat delokalisatie in globo geen deïndustrialisatie betekent, maar het verplaatsen van industrie van het ene continent naar het andere, is duidelijk. …
De eerste – niet de enige – reden, om een bedrijf te verhuizen naar Polen, Roemenië, India, China, enz., is de verovering van nieuwe markten. …
Vanuit lokaal oogpunt bestaan er dus twee evoluties: enerzijds de evolutie naar andere vormen van industriële productie, in nieuwe sectoren, met kleine bedrijven, lagere lonen en minder bescherming en anderzijds zijn er ook streken waar de bedrijven wegtrekken en een sociale woestenij achterlaten. …
Verhoogde productiviteit, uitbesteding, nieuwe sectoren en delokalisatie doen zich niet minder voor in Frankrijk, Nederland en Italië dan in ons land. Hebben zij daar natuurlijkerwijze tot een verzwakking van de arbeidersbeweging geleid? Hoe zijn dan de opeenvolgende stakingsgolven in Denemarken (1998), Spanje (2000, 2003), Italië (2002, 2003, 2004), het Verenigd Koninkrijk (2002, 2003), Oostenrijk (2003), Griekenland (2003), Frankrijk (2003, 2005) en Nederland (2004) te verklaren?…”

Misschien is er wel sprake van politieke verzwakking of verzwakking van bewustzijn? Want wat was de INHOUD van die stakingen en hoe is de evolutie van de politieke inhoud hiervan? Daarop geeft Peter Mertens geen antwoord. Maar het is heel belangrijk om dit te analiseren om héél concreet tot de taken en de strategie (en de tactiek) van de communisten te komen.
Het kapitalisme zit in een algemene crisis waar zij niet uitgeraakt. Om als kapitalist(-en) over te blijven én om de winsten te verhogen, moeten de verschillende kapitalisten(groepen) een keiharde concurrentiestrijd voeren en ieder op zich proberen de uitbuitingsgraad continu op te drijven. Ook zal de concurrentiestrijd er op gericht zijn om te bereiken dat de noodzakelijke VERNIETIGING van productiecapaciteit bij de CONCURRENT plaatsheeft zodat de sterkere kapitalist het marktaandeel kan overnemen.
Bij het opdrijven van de uitbuitingsgraad hoort het opdrijven van de concurrentie BINNEN de arbeidersklasse, om elk verzet te breken.
Ook wordt de VERMAATSCHAPPELING van de produktie steeds verder ontwikkeld.
Als men de arbeidersklasse VERENGT tot de industrie-arbeiders in de bedrijven waar de EINDproduktie plaatsheeft van de uiteindelijk TE VERKOPEN produkten, LIJKT het dat er een AFNAME is van “arbeiders”. Dan is de diskussie tussen Peter Mertens en Nadine een niet ter zake doende diskussie: “ Neemt het aantal industrie-arbeiders ingeschakeld in de bedrijven waar de eindproduktie plaatsheeft van de uiteindelijk te verkope produktien sterk af of niet, of neem ze alleen maar PLAATSELIJK af of toe, waarbij ze in het TOTAAL gezien toch niet echt afneemt, maar WEL steeds meer socialer (en globaler) gebeurt…..
Ook geeft hij een verkeerde uitleg over het fenomeen “delokalisatie”. Daar waar hij het heeft over “wegtrekken” van bedrijven gaat het in feite over het eerst oprichten van bedrijven elders, om een nieuwe makrt aan te boren, waarna de “oude” “rijpe” en duurdere” bedrijven, die eerst bij een (tijdelijke) uitbreiding van de markt nog actief bleven maar bij het eerste aandienen vande chronische overcapaciteit (kenmerk van het kapitalisme in algemene crisis) als eerste gesloten worden (vernietiging van productiecapaciteit). Slechts als men het OPPERVLAKKIG bekijkt, LIJKT het dat het gaat over het wegtrekken van bedrijven vanuit (duurdere) plaatsen naar plaatsen waar de uitbuiting beter en sneller kan worden opgevoerd.

Lees verder in volgend artikel.

Geen opmerkingen: