vrijdag 29 februari 2008

1e antwoord op reacties op: “Revisionisme” en “reformisme” in de PVDA, een verwijt ten onrechte?


Wat is volgens mij de essentie van de reacties onderaan mijn vorig artikel - “Revisionisme” en “reformisme” in de PVDA, een verwijt ten onrechte?:

"De huidige partijlijn zou gebaseerd zijn op de lijn van het vijfde congres "Partij van de revolutie" en die zou zijn: "soepeler naar buiten, meer marxistisch-leninistisch naar binnen."… theorie en praktijk die hand in hand gaan. …Het marxisme-leninisme is geen godsdienst. Iemand die de juiste revolutionaire lijn propageert maar niet erin slaagt arbeiders in een brede populaire arbeiderspartij organiseren past het marxisme-leninisme niet toe.
Reformistische eisen propageren die aanslaan bij de voorhoede van de arbeidersbeweging om ze te kunnen organiseren in de partij en ze DAAR DAN vormen in het marxisme-leninisme.
In de vorming studeren we nog alijd dezelfde werken, ook "De partij vande revolutie". Maar we passen onze taktiek aan om een brede arbeiderspartij te kunnen worden. We gaan geen discussies meer aan over het communisme met arbeiders die zich daar nog niet voor interesseren en daardoor van ons weglopen. … We zijn niet opgewassen tegen de enorme invloed van het anti-communisme op de
massa om daar rechtstreeks en frontaal tegen in te gaan. Zo bouw je geen brede arbeiderspartij op, door zoveel arbeiders weg te jagen. …Alleen langs een lange omweg kunnen we de grote massa voor onze politiek van de revolutie winnen."

Sorry kameraden, maar jullie is een "toepassing van het marxisme-leninisme" aangeleerd door vorming, dat niets met dialectisch materialisme te maken heeft.
Jullie hebben je laten overtuigen van de "juistheid" van een marxistische analyse die gebaseerd is op idealisme: vooropgestelde ideeën of opvattingen die "conclusies" worden van een "marxistische analyse" gebaseerd op uitgezochte passages uit werken van bijvoorbeeld Marx Mao of Lenin en uitgezochte citaten van hen.
Wat zijn die VOOROPGESTELDE opvattingen die "bewezen" worden?

1. Er moet een brede populaire arbeiderspartij zijn.
2. Het propageren van noodzaak van revolutie in een arbeiderpubliek die daar nog niet rijp voor is moet plaats ruimen voor populaire programmapunten van hervormingen.
3. De strijd opwekken rond hervormingseisen, levert sympathie op voor de arbeiderspartij (die INTERN nog de noodzaak van revolutie voorstaat). Zo kun je arbeiders organiseren IN die partij.
4. De vorming over noodzaak van revolutie gebeurd dan pas.
5. Het feit dat je dan arbeiders IN de arbeiderspartij kunt organiseren is de praktijk die de juistheid van de theorie (gevat in de stellingen hierboven)bewijst.

Deze "lijn" is ontwikkeld door kaders IN de PVDA die bewust gekozen hebben voor de burgerij en dient om degenen in de PVDA, die ooit lid zijn geworden omdat ze aangetrokken werden door de oorspronkelijk revolutionaire doelstellingen die de PVDA voorstond, te laten militeren, en hun activist te maken voor hun project.

Wat is dat project en wat is die "lijn"?
Het project van die "revisionisten" (=burgerij IN de partij) is: revolutie en socialisme eerst UIT TE STELLEN naar een verre toekomst (en zo tot AFSTEL te komen) Hierdoor moet het voortbestaan van het kapitalisme beschermd worden.
De communistische partij, met een fundamenteel revolutionair programma wordt zo omgevormd (stap voor stap om de overtuigde revolutionairen en marxisten niet te verontrusten en"bijeen te houden") tot een partij met een populair IMAGO en PROFIEL dat arbeiders moet duidelijk maken: Verandering in de maatschappij afdwingen betekent propaganda maken voor zo'n partij… opdat er goede verkiezingsresultaten zijn. Die "goede verkiezingsresultaten" vormen dan weer het praktisch bewijs voor de juistheid van de strategie van “de partij met het links IMAGO”.

Jullie zijn "overtuigd" doordat het allemaal in overeenstemming zou zijn met het vijfde congres "Partij van de revolutie"?
Nu is het zo dat er in de congresteksten van "Partij van de revolutie" TWEE LIJNEN tegenover elkaar stonden en zijn blijven staan: Een revolutionaire lijn en een revisionistische lijn. Door nu te stellen dat het vijfde congres één revolutionaire lijn bevat die overal en op alle vlakken op het congres het revisionisme heeft weerlegd en bestreden konden Boudewijn Deckers en Peter Mertens juist datgene "plukken" uit “de Partij van de revolutie” dat jullie van de juistheid van HUN lijn moest overtuigen.
Ik zal dat nog uitgebreid analyseren, maar nu één voorbeeld.

Hoofdstuk III, deel 3 uit "Partij van de Revolutie" leidt een revolutionaire partij in de richting van een reformistische partij en ligt aan de basis van de resolutie van 1999 (en het verkiezingsbilan van Herwig Lerouge in 1995)
Enkele passages uit hoofdstuk III,3 :

« Men moet de plaats van de massa`s en die van de partij in het revolutionaire proces correct beoordelen. Het bureaucratisme, net zoals het avonturisme of het terrorisme, draait de rollen om….(citaat Mao)…..
De massa`s maken de revolutie, onder leiding van de partij.
Het vertrouwen van de massa`s winnen, de massa`s organiseren rond de partij, dat zijn de esentiële taken voor de voorbereiding van de socialistische revolutie.. We kunnen de revolutie niet alleen maken met de partij en de “zuivere politiek.” …
De communistische militanten moeten overal aanwezig zijn waar de massa`s strijd voeren en politieke actie ondernemen.
We moeten de massa`s mobiliseren, hun zin voor initiatief en creativiteit stimuleren rond die punten die interessant zijn voor de partij. We moeten de juiste ideeën concentreren, hun concrete belangen vertolken, maar ook op gepaste en bevattelijke wijze onze essentiële revolutionaire ideeën binnenbrengen. Bolsjewieken zijn de mensen van de
massa
De massalijn toepassen betekent het dialectisch materialisme in de practijk brengen. Het materialisme bestaat
erin in alle objectiviteit kennis te nemen van alle feiten, alle ervaringen, voorstellen en ideeën van de basis. De dialectiek bestaat erin, met behulp van het marxisme-leninisme, al deze gegevens te analyseren en de positieve aspecten te scheiden van de negatieve. … Om een juiste politieke lijn en tactiek uit te werken, is het noodzakelijk om enquêtes te doen over de impact van het werk van de partij en over opvattingen van de massa`s”

« De partij moet niet uitgaan van “de juiste lijn” en die dan over de massa`s uitstormen, zonder zich de vraag stellen of zij wel kunnen volgen. Het gebeurt vaak dat wij een “juist standpunt” verkondigen, maar dat het de massa`s tot wie wij ons richten, doet afhaken. Telkens als wij ons tot de massa`s richten (scholieren, derdewereldactivisten, studenten, syndikalisten) moeten wij ons eerst rekenschap geven van hun niveau en hun vragen, en hen dan enkele politieke stappen vooruit doen zetten. Wij moeten inspanningen doen om juiste ordewoorden te formuleren, maar we moeten onze voorstellen ook confronteren met het standpunt van de voorhoede. Formuleringen die onbegrijpelijk zijn voor de voorhoede, zullen ook niet door de massa begrepen worden….
Met het huidige niveau van de massa`s is het onmogelijk om ons te doen erkennen als “hun”partij, als we hun concrete problemen en hun dagelijkse noden niet ernstig aanpakken. Wij moeten de beste verdedigers zijn van die belangen, maar we moeten er ook beter in slagen om die belangen te verbinden met de grote lijnen van ons nationaal en internationaal programma”

Deze lijn wordt geconcretiseerd in « taktiek » en « massalijn »in Resolutie uit 1999 :

“…171. Een fundamentele rectificntie betreffende ons imago, tactiek en benadering van de massa's
172. Er bestaan diepgaande tegenstellingen over de stelling: "De partij moet verenigd zijn rond een strict marxistisch-leninistisch programma of analyses, die naar de grond van de zaken gaan; maar in haar werk onder de massa's moet de partij veel aandacht besteden aan de tactiek, aan de massalijn, aan het bestuderen hoe onze boodschap "overkomt", aan nietalles over de massa's uitgieten, maar een oftwee essentiele punten scoren in een gegeven situatie"
173. Wij moeten weten of er al dan niet eenheid is over het (interne) bilan van deze verkiezingen. Onze resultaten vormen een grote nederlaag, niet van onze politiek, maar van onze tactiek. Na de grootste golf volksbewegingen, na een massale, voorbeeldige, opgemerkte aanwezigheid van onze militanten in deze bewegingen, bekomen wij de slechtste scores van ons bestaan, behalen wij maar 50% van het minimum vooropgestelde cijfer van 70.000 stemmen. Wij staan voor een immens probleem en moeten al wat ons, ondanks de toewijding en het militantisme van onze kaders en militanten, heeft verhinderd om de
massa's te oveituigen, de massa's aan de partij te verbinden, in vraag durven stellen
174. "Er zijn fundamentele kritieken te maken op heel onze werkstiji en niel enkel op de campagne. Er is een fUndamenteel probleem met de massalijn. Wij komen er niet toe de gedachten, de gevoelens, de ervaringen van de syndicalisten te centraliseren. De ideeen van rechts en extreem-rechts winnen veld onder de
massa's. Wij hebben schatten aan menselijke contacten, maar zijn niet in staat te centraliseren, wij onderschatten de mensen. Wij disclissieren te veel "onder ons", wij moeten werken met de mensen, dag na dag, jarenlang".
175. Er zijn standpunten die weigeren te erkennen dat wij ernstige problemen hebben met de massalijn. "Men moet de
massa's hun ervaring laten opdoen. In afwachting moeten wij blijven wie we zijn, zoals het ons vele sympathisanten vragen."
176. Er is verwarring tussen politiek en tactiek. In de grond moeten wij "blijven wie we zijn" voor onze politieke lijn, maar om die lijn over te brengen naar de
massa's, moeten wij onze tactiek radicaal veranderen.
177. Er is de politiek, maar ook de tactiek. Wij hebben als fundamentele politiek de socialistische revolutie, het revolutionaire geweld, de ornverwerping van de dictatuur van de bourgeoisie, de dictatuur van het proletariaat. Maar de tactiek moet aangeven wat, in de huidige omstandigheden, op het niveau van de
massa's kan worden overgebracht en wat zij dichter bij onze politiek brengt. Een kameraad schrijft: "lk ben tier over onze acties: Said Charki, Mimoun, Irak, Vrede". Wij moeten tier zijn over onze strategische politieke lijn, maar niet over onze tactiek in deze zaken! Welnu, de verkiezingen zetten ons met de neus op de ernstige problemen van tactiek.
178. De zin aanvaarden "lk ben fier over onze acties. Said Charki, Mimoun, Irak, Vrede", komt erop neer te ontkennen dat wij een fundamenteel probleem hebben, onze onmacht om te argumenteren op het niveau van de
massa's ontkennen en om voor eike actie, in een klimaat van fascisering, de twee of drie punten te ontdekken die kunnen overkomen. Op basis van onze politiek die in het begin is uitgewerkt, moet de tactiek de twee of drie punten aangeven die op dit ogenblik, op het niveau van de massa's punten kunnen overbrengen die ze dichter bij onze politieke lijn brengt.
179. Men moet ermee ophouden zijn kop in het zand te steken, en de kameraden die het meest gauchistische en sectaire houdingen hebben verdedigd tov de
massa's, zouden de eersten moeten zijn om bepaalde gewoonten in de partij in vraag te stellen. De nederlaag bij de verkiezingen moet ze ten minste verplichten na te denken. Welnu, het tegendeel gebeurt, er is maar heel weinig "activisme" om onze fouten en zwakheden uit te diepen. In tegendeel, men gaat terug tot de aanval over met de verdediging van een benadering die al bewezen heeft dat hij faalt. "Men mag dergelijke punten niet naar voor brengen. Dat men ons vertelt weike tactische fouten wij hebben begaan!" "Ornwille van onze rol in de affaire Charki, hebben wij veel sympathie gewonnen onder de migranten". "Het is eenzijdig te stellen dat er dingen moeten veranderen in de partij. Wij zullen altijd gediaboliseerd worden door de burgerij"....

183. In alle moeilijke problemen moeten wij twee dingen doen: bepalen wat de voordelige benadering is, waar wij punten kunnen scoren; volhardend zjin, een affaire verderzetten tot het einde toe in plaats van ergens voorbij te komen als een strovuurtje, er alle politieke en organisatorische vruchten van plukken….”

Tegenover de oproep om te capituleren voor de strijd om standpunten te verdedigen en discussies ter opvoeding te voeren rond punten « die moeilijk liggen » en « de massa`s en zelfs de voorhoede doet afhaken »… hetgeen resulteert in…stemmenverlies, stellen andere teksten dan hoofdstuk III,3, MAAR UIT DEZELFDE CONGRESTEKST (« Partij van de revolutie », EPO), bijvoorbeeld hoofdstuk 1, deel 5 "De omvorming van wereldopvatting":

“Een communist vormt zijn wereldopvatting om door banden aan te knopen met de massa`s, met het doel hen te winnen voor de revolutionaire ideeën.
In de jaren dertig zei men graag dat een bolsjeviek een man van de massa`s was. Op de werkende
massa`steunen, hen opvoeden, de juiste ideeën en voorstellen onder hen opsporen en concentreren, diegenen die aarzelen proberen te overtuigen, dat is altijd een fundamentele werkmethode van de communisten geweest. Op die manier kan men de massa`s revolutionariseren en zichzelf omvormen. De massa`s maken de geschiedenis wanneer ze geleid worden door een authentieke voorhoedepartij. Ook op ogenblikken dat de massa`s overspoeld worden met reactionaire ideeën, moeten de communisten voortdurend en geduldig onder hen werken om ideeën en voorstellen te ontdekken die hen de mogelijkheid bieden zich te bevrijden van deze burgerlijke beïnvloeding….(citaat statuten PVDA)
Tijdens de grote anti-communistische campagne van de jaren 1989-1991 werden alle communisten zwaar op de proef gesteld. Iedereen kan bij zichzelf nagaan of hij discussies gezocht heeft met de massa`s en of hij gevochten heeft om hen van het doel van die contrarevolutie te overtuigen. Op dat vlak reiken het rechts-opportunisme en het sectarisme elkaar de hand en versmelten ze als het waren. Beide tendenzen vermijden om zich onder de massa`s te begeven en voeren geen overtuigende strijd. Een aantal opportunistische elementen hebben gezegd dat de anti-communistische campagne “geen voordelig klimaat schiep”. Het omgekeerde is waar, Alleen door de ideologische strijd kunnen wij punten scoren, kunnen wij de progressieve elementen overtuigen zich bij ons te voegen. Wanneer de burgerij overdrijft met haar anti-communistische leguens, trekken de opportunisten zich terug. Echte communisten zien hierin kansen.: in dergerlijke omstandigheden kunnen progressieven zich rekenschap geven van de leugenachtigheid van de burgerij en overtuigd geraken van de juistheid van de communistische analyse…”

En tegenover de capitulatie in Resolutie van 1999 ten aanzien van de “moeilijkere punten” inzake het optreden van de partij aan de zijde van de jongeren die in opstand kwamen… omdat dat kan leiden tot slechtere verkiezingsresultaten staat in hoofstuk 1, deel 4:

“…Wij kunnen eindeloos met een aantal kleinburgers discussiëren over de “de criminaliteit onder jonge immigranten”en zelfs de “lijn daarover”in het lang en het breed uitwerken. Maar waartoe dient dat alles?
Tot welke praktijk leidt dat? Het is veel belangrijker activisten te organiseren die bereid zijn om onder de jonge immigranten te werken, om hen een alternatief te bieden voor drugs en kleine criminaliteit, om het vorming te geven over de banden tussen drugs, kapitalisme en repressie…..

Welke houding nemen we aan tegenover wat de burgerij “de rellen van de jonge immigranten”noemt? Natuurlijk klagen wij de smerige gifspuiterij van de pers aan. Maar dat kan iedere kleinburger doen. De communisten moeten zich in de practijk storten, aan de kant van de meest onderdrukte massa`s. Onze voornaamste bezorgdheid moet juist zijn om hen te helpen zich te organiseren om te strijden, verzet te bieden, hun situatie en hun standpunte bekend te maken, een socialistische bewustzijn te verwerven. Onze belangrijkste taak is niet”de lijn uitwerken”om een antwoord te geven op de kleinburgers, maar wel een politiek uit te werken voor de praktijk onder de onderdrukten. De spontane reacties van sommige kaders en leden op de jongerenrellen worden gekleurd door kleinburgerlijke vooroordelen….”

Was RESIST een geslaagd en correct uitgewerkt project? Abu Jahjah maakt in zijn boek "Dagboek Beiroet-Brussel" zelf een kritisch bilan van RESIST. Ikzelf had VOOR de start van de verkiezingscampagne al een kritiekrapport, met daarin een unaniem kritisch standpunt over RESIST van mijn eenheid, doorgestuurd, waar nooit op gereageerd is.( ik kom hier OOK nog op terug).Maar in ieder geval was het hierbovenstaande een belangrijke doelstelling van de communisten binnen RESIST…. en JUIST HIERVOOR werd RESIST door Boudewijn Deckers en Peter Mertens als "gauchistische afwijking" gecatalogiseerd. Met citaten uit "de linkse stroming…" hebben ze jullie hiervan kunnen overtuigen blijkbaar. Dit is geen marxistische analyse, dat is een misleidende "bewijsvoering naar analogie".Nee De opportunistische fout van de communisten binnen Resist was dat ze meenden dat het te koppelen was aan een héél goede VERKIEZINGSuitslag. Dit opportunisme (het doel van verkiezingen is een als goed te beoordelen verkiezingsuitslag) wordt nu door Boudewijn Deckes en Peter Mertens verheven tot "correcte lijn".

“Revisionisme” en “reformisme” in de PVDA, een verwijt ten onrechte?

Ik verzond enkele weken geleden onderstaande mail naar een aantal leden en kaders binnen de PVDA.
Ik kreeg reacties hierop. (twee type voorbeelden van reactie zet ik nu ZELF onder aan dit artikel met een (fictieve) naam)
Ik vind deze reacties interessant, omdat ze komen van leden van de PVDA die zich nog overtuigd marxist noemen en voelen. Zij menen dat ik dwaal met mijn verwijten over revisionisme bij PVDA-kaders en mijn “gestook” tegen reformisme in het (actie-)programma van de PVDA.
Geïnteresseerde lezers kunnen zich nu eerst zelf een idee vormen…. Voordat ik binnenkort hierop zal reageren en de reacties bespreken.(o.a via de aangekondigde analyse “Anti-Mertens”)

Onderwerp: Aan degenen die zich nog altijd communist noemen…

Beste,

Mensen met groeiende sympathie voor de revolutie, voor het communisme en met interesse voor hetmarxisme, zijn ooit toegetreden tot de Partij Van De Arbeid van België (PVDA), omdat de PVDA nog een ECHTEcommunistische partij was in tegenstelling tot de revisionistische KPB (Kommunistische Partij van België).
Velen van hen moeten nu toch echt in verwarring zijn!

Peter Mertens, lid van het Centraal Comité van de PVDA, in het (Actie-?,Strijd-?, Verkiezings-?) programma van 2007:

'De partijvernieuwing die sinds 2004 is ingezet, wil van de PVDA een meer bevragende partij maken. Wij hebben 5.000 ‘gewone Belgen’ bevraagd. Welke punten op het werk, in de wijk,zijn belangrijk? Welke zaken moeten het snelst aangepakt worden?'

Geen woord over noodzaak van omverwerping van het kapitalisme, noodzaak van revolutie, de onteigening hierbij van de kapitalisten... Geen woord over de noodzaak van de massa der werkers om zich te organiseren, in voorbereiding op geweldadige confrontaties, tegen het geweld van het kapitalisme dat zijn voortbestaan en het principe van toeëigening van de meerwaarde gerealiseerd door de kapitalistische uitbuiting, geweldadig zal verdedigen.
IN TEGENDEEL: daar waar de jongeren (in de voorsteden inFrankrijk in2005) door gebruik te maken van collectief geweld, zich collectief verdedigden tegen het geweld van de politie dat hen dagelijks individueel of in kleine groepen treft, keurt Peter Mertens het gebruik van geweld, A PRIORI, af:

'Want dat mag duidelijk zijn. Auto's,scholen, gebouwen, bedrijven in brandsteken is zelfvernietigend. Die acties vallen niet goed te praten. Ze treffen andere werkende mensen uit dezelfde wijken en cités. Ze treffende weinige sociale goederen die in die wijken overblijven. En ze treffen vooral de solidariteit tussen alle werkenden, die door de neoliberale vloedgolf worden getroffen. '

Zijn standpunt inzake de veroordeling van Abu JahJah in het recente proces,is dan ook héél dubbelzinnig en met een grote slag om de arm. Nochtans voerden AbuJahjah en Peter Mertens schouder aan schouder campagne in de verkiezingen van2004 met de lijst RESIST. Peter Mertens spreekt zich niet uit over de AEL zelf,niet over Abu JahJah zelf … en zwijgt over RESIST:

'De drie voormannen van de Arabisch-Europese Liga wordt, behalve smaad aande politie, geen enkel misdrijf aangewreven. Ze worden vervolgd op basis van de opruiingswet van 1886. … een wet waarmee arbeidersleiders kunnen vervolgd worden. …
Er zijn heel wat vragen te stellen bij ditproces. Dyab noch Ahmed zijn die avond aanwezig op de Turnhoutsebaan.Zij komen slechts na twee uur toe. Men
kan dus moeilijk van opruiing spreken. … Zowel Dyab als Ahmed hebben de jongeren opgeroepen tot kalmte …
In dit proces gaat het niet over de vraag of men al dan niet akkoord gaat met de standpunten van Dyab, Ahmed en Youssef of van de Arabisch Europese Liga (AEL). Dit proces, dat met haken en ogen aan elkaar hangt, gaat over de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging. Zowel in de zaak van de mijnstaking in 1970, als met de strijd van de Forges de Clabecq in 1998, heeft het
hof van beroep telkens geweigerd om artikel 66 toe te passen. Wat men niet heeft kunnen doen tegen de leiders van de mijnwerkers en de staalarbeiders, probeert men nu wel te doen tegen de leiders van de autonome migrantenorganisaties. …'

Koen Calliauw op Indymedia gaat vérder dan de PVDA en keurt geweld APRIORI niet af:

'De zelforganisatie AEL speelt een grote rol in het opbouwen van het zelfbewustzijn en van trots bij allochtone jongeren.Daar hoort ook terechte woede bij.En er is veel om woedend om te zijn.Dyab Abou Jahjah was in staat deze woede te kanaliseren tot een politieke macht, zoals Luk en Wim het zeggen.De AEL heeft nog steeds deze mogelijkheid en verdient alle solidariteit.
De buitensporige veroordeling van Dyaben Ahmed,die een wraak is en geen rechtspraak,moeten we zien in het kader van de'strijd tegen het terrorisme' en de ook door de politieke overheid gestimuleerde racistische hetze tegen 'de Islam' ….'

En hij zegt heel duidelijk:

'Ik ben bevriend met Dyab Abou Jahjah en Ahmed Azzuz en ben daar trots op.Ik was met hen verkiezingskandidaat op de lijst 'Resist', als toenmalig Antwerps Districtraadslid….'

In 1971 werd AMADA (Alle Macht Aan De Arbeiders, die de stichting van de PVDA voorbereidde) opgericht. De oprichting van een ECHTE communistische partij werd nodig geacht omdat de KPB (Kommunistische Partij van België)niet meer communistisch maar revisionistisch zou zijn. AMADA bestreed toen het revisionisme (vervalsing van het marxisme) van de KPB, het revisionisme dat leidt tot reformisme (behoud van kapitalisme, verkiezingsresultaat als barometer van invloed).
Koen Calliauw stelde TOEN in de“Rode Vaan” (KPB), van
1 november 1973, dat het “gauchisme” van AMADA niets te maken heeft met het “echte” marxisme-leninisme:

“1.Het zou wenselijk zijn dat de gehele linkerzijde zich duidelijk distancieeert van de gratuite baldadigheden die verleden maandag plaatsgevonden hebben in het Antwerpse Justitiepaleis naar aanleiding van een paar maoïstische artsen” Dit schreef Mark Grammens in “de Nieuwe” en wij zijn het met hem eens.
2. De primitieve politiek van AMADA is gebaseerd op de taktiek van het uit lokken van rellen met politie en rijkswacht, … Een opvatting …gebaseerd is op een diepe verachting voor het werkende volk. Een voorbeeld van deze minachting voor de arbeidersmassa wordt gegeven door het arrogante duo Leyers-Merckx…….
3. In idealistische stijl van de priesterarbeiders zijn ze enkele jaren geleden aan missionariswerk gaan doen in de arbeidersgemeente
Hoboken.Met een niet te onderschatten succes, in het begin. Hun sypathie bij deplaatselijke bevolking en buiten deze gemeente was redelijk groot. Dit werd bewezen door betogingen waaraan enkele honderden mensen deelnamenen waarvoor men een brede waaier van vooruitstrevende organisaties opriep. Wat men van hen kon verwachten, gebeurde. In plaats van deze beginnende massabeweging uit te bouwen, ging men op de uiterst sektaire toer. Daarvoor zijn het dan ook maoïsten….
4. De “clou” werd bereikt met de rellen in het Antwerpse justitiepaleis. …. Er werd met water gespoten, en er werd over een weer gelopen in de na burige straten, tafels en stoelen sneuvelden, ruiten gingen aan diggelen. …
….AMADA..Hun geweld is rechts…..Ondermeer wegens hun negatie van de arbeidersmassa, van het objectieve bewustzijnspeil der werkende
massa,….Ongevaarlijk voor het kapitalisme. Onbekwaam om het marxisme-leninisme te begrijpen en de lessen te trekken uit de lange weg die de arbeidersklasse aflegde….”

Toenmalige kopmannen van AMADA, Ludo Martens en Kris Merckx beantwoordden dit met:

'Als commentaar beperken wij ons tot twee citaten van Lenin die de hele denkwereld aanklaagt van deze KP-jeremiades over revolutioniare massa-acties:
'De reformisten… huilen, wanneer precies de gedachten van miljoenen onderdrukte mensen ontwaken en dit niet alleen om wat boeken te lezen, maar om aktie te voeren, een levende menselijke, historische en creatieve activiteit…'
'Het marxisme verschilt van alle andere socialistische theorieën omdat het de volle wetenschappelijke klaarheid van de objectieve situatie en ontwikkeling koppelt aan de meest categorieke erkenning van de rol van de energie, de creativiteit en het revolutionaire intitiatief van de
massa's….'

Zo besluit het vijfde congres van de PVDA in 1995 nog:

“…Welke houding nemen we aan tegenover wat de burgerij “de rellen van de jonge immigranten”noemt? Natuurlijk klagen wij de smerige gifspuiterij van depers aan. Maar dat kan iedere kleinburger doen. De communisten moeten zich in de practijk storten, aan de kant van de meest onderdrukte massa`s. Onze voornaamste bezorgdheid moet juist zijn om hen te helpen zich te organiseren om testrijden, verzet te bieden, hun situatie en hun standpunten bekend temaken, een socialistische bewustzijn te verwerven. Onze belangrijkstetaak is niet ”de lijn uitwerken” om een antwoord te geven op de kleinburgers,maar wel een politiek uit te werken voor de praktijk onder de onderdrukten….”

Maar in 2004 zette de Nationale Leiding van de VERNIEUWDE PVDA, Nadine Rosa Rosso uit de partij. Één van de verwijten naar haar was, dat zij “gauchistisch” verdedigde dat de partij optrad in de “migrantenrellen na het doodschieten van Charki door de politie”. Dit 'gauchisme' was volgens de PVDA, één van de redenen van de 'slechte verkiezingsuitslag'in 1999.
De leiding van de VERNIEUWDE PVDA verklaarde:

”…Het is activisme en avonturisme om tussen te komen in de “rellen”als we geen lijn hebben om binnen te dringen in de milieus van de migrantenjongeren…”

Kris Merckx (van de VERNIEUWDE PVDA) klaagt op 23-07-2005:

'….De zogenaamde ‘oorlog tegen het terrorisme en extremisme’ is …blijkbaar een voorwendsel om linkse, progressieveen democratische organisaties en individuen te ficheren, te bespioneren en hen het gebruik van dedemocratische rechten en vrijheden te ontzeggen. Dit is zeer verontrustend.'

En voor alle duidelijkheid stelt hij:

'De PVDA verwerpt het etiket‘ extremisme’. …Voorstellen doen voor een goedkoper geneesmiddelenbeleid door openbare aanbesteding (kiwimodel),een pleidooi voor het recht op brugpensioenop 55 jaar en jobs voor jongeren, of een vermogensbelasting op de rijkste fortuinen hebben vanuit het oogpunt van de belangen van de massa vande burgers niets met extremisme van doen….'

De 'oorlog tegen het terrorisme en extremisme'is IN FEITE de oorlog van de geglobaliseerde kapitalistenKLASSE tegen iedereen die door zijn of haar daden, onthullende analyses of door het verwerven van erkende leiderspositie of erkende voorhoede-positie inradikale massastrijd de belangen of zelfs het VOORTBESTAAN van het kapitalisme in gevaar brengen.
Zo werden de partizanen in de tweede wereldoorlog in de 'pers'of in de 'mededelingen van de overheid', ook bestempeld als terroristen. De wet van 1886 veroordeelde stakingsleiders eigenlijk ook als 'terroristen', ook degene die door zijn of haar analyse voorhoedeinzichten wist binnen te brengen bij betogers of stakers. Zo werdendie wetten gebruikt om D' Orazio te veroordelen als een 'terrorist'….Dit probeert men nu bij Abu JahJAh…
Zo heeft Kris Merckx dus gelijk…: Een organisatie, als de VERNIEUWDE PVDA (2004), die de inzet van de klassestrijd NIET meer richt tegen het omverwerpen van het kapitalisme maar eerder op een hervorming van het kapitalisme, kan inderdaad nog moeilijk als 'extremistisch' bestempeld worden door de kapitalisten.
Hoe kan het dat een communistische organisatie opgericht als reactie tegenover het revisionisme in de 'valse' communistische partij nu is geëvolueerd in een richting die zij TOEN in 1971 bij de oprichting van AMADA, maar ook in 1979 met de stichting van de PVDA, nog bestreed?

Er zijn dan ook communisten die zich nu menen te moeten groeperen in weer NIEUWE communistische organisaties (in Frankrijk, maar ook in Nederland zie je zoiets) als reactie op en ter veroordeling van 'het revisionisme in de bestaande marxistisch-leninistische organisaties.
Voor hen leidt het REVISIONISME, in de betreffende zich nog altijd marxistisch-leninistisch noemende organisaties naar (weliswaar in verkiezingen soms goed scorende maar toch…) REFORMISTISCHE partijen.
Het voorbeeld van de SP van Nederland wordt dan aangehaald.

Voorsommige van OORSPRONG OOIT nog communistische, zich OOIT NOG op hetmarxisme-leninisme beroepende organisaties, hebben de in verkiezingen goed scorende 'linkse' organisaties (zoals de SP), een aantal eigenschappen die zij zeker moeten overnemen om als 'communistische organisatie van de 21eeeuw' zich te kunnen ontwikkelen.
Men moet de commentaren van en de interviews met PVDA-voorman Dirk Van Duppen en nationaal PVDA-kader Peter Mertens maar eens lezen…!

Voor mij is het duidelijk:
Er moet een diskussie komen tussen alles wat zich communist noemt, zich zegt te baseren op het 'wetenschappelijk socialisme' (zoals het marxisme werd genoemd toen Marx nog leefde en wat men het marxisme-leninisme is gaan noemen na de dood van Lenin).
Een diskussie die moet
leiden naar … 'Wat Te Doen' (zoals een bekend werk van Lenin getiteld is)
Een OPENLIJKE diskussie tussen mij en (kaders of de leiding van ) de PartijVan De Arbeid, bijvoorbeeld in de kolommen van Solidair of/en Marxistische Studies is blijkbaar niet mogelijk.
Elke poging van mij hiertoe botst op een muur van angstig stilzwijgen, kleinburgerlijke schrik voor gezichtsverlies of gekrenkte ego…. bij die 'communistische kaders van de VERNIEUWDE PVDA', zoals Boudewijn Deckers, Peter Mertens, Herwig Lerouge, Jo Cottenier, Peter Franssen, David Pestiau en anderen.
Een verdoken 'persoonlijke' diskussie met individuele militanten of/en kaders zou zijn doel voorbij schieten door wrevel wegens'antistatutair', 'deloyaal' gedrag. Het zou dan ook op onbegrip stuitten van velen.
Dus blijft er niet veel over dan… het zelf SCHRIJVEN en verspreiden van zo'n 'Wat Te Doen'.
Hierbij zit in bijlage[1] een aanzet, een begin of een aanzet, van wat uiteindelijk toch een boek gaat zijn als alles uitgeschreven is. Het
kan misschien 'triggeren' tot een diskussie, het kan anderen op ideeën brengen… en anders is het gewoon een aankondiging van iets wat hoe dan ook zal gebeuren.

Groeten


Mijn bespreking van de reacties in volgend artikel.


[1] Deze “bijlage” zal ik ook nog wel publiceren (wellicht in de vorm van verschillende opeenvolgende artikels), Paul Vermeer. Mijn weblog is eigenlijk de voorstudie tot zo’n boek met de werktitel “Wat Te Doen”.

donderdag 28 februari 2008

Anti-Mertens (inleiding):Analyse pseudo-marxisme PVDA-kader Peter Mertens


PVDA-kaders Peter Mertens en Dirk Van Duppen “stellen gerust”: “Verkozenen winnen bij verkiezingen is tactiek, revolutie blijft strategie”.



Naar de strijdsindikalisten-leden/sympatisanten toe, naar de arbeiders toe die opzoek zijn naar een strijdbaar alternatief, naar de basismilitanten toe die al jaren werkzaam zijn in hun werkomgeving zeggen de kaders van de PVDA (sinds 2004 ongeveer): “Er is een verschil hoe we ons TACTISCH profileren naar onze kiezers en hoe we ons FUNDAMENTEEL STRATEGISCH opstellen.
Dirk Van Duppen, die het stemmenkanon moet worden bij de federale verkiezingen in 2007(mijn analyse dateert van januari 2007, Paul Vermeer), is vooral verantwoordelijk voor het imago van de PVDA, naar buiten toe.
Hij stelt de poteniële kiezer gerust:

Wij zijn van een belerende partij geëvolueerd naar een bevragende partij. Vroeger zegden wij hoe het moest, deze keer hebben wij gevraagd hoe het moest. We hebben de mensen gevraagd om een rangschikking te maken van hun grootste probleem. Dat werden onze prioriteiten….
80 procent van de mensen die onze enquêtes hebben ingevuld, vindt dat ze te veel moeten betalen voor gas en electriciteit. Heel veel mensen komen daardoor echt in de problemen. Die liberalisering van de markt is geen goede operatie geweest. Alleen de laatste schakel in de keten, de leverancier, is door Europa geliberaliseerd. Daardoor heb je een soort nepconcurrentie waarbij de klant toch altijd wordt opgelicht… Energie is een basisbehoefte. De overheid zou dat perfect voor ons allen in het groot kunnen aankopen…. In Merksplas, een gemeente met een liberale burgermeester, gebeurt dat al. Men heeft daar een constructie opgezet waardoor de Europese regelgeving wordt ontweken: een bvba waarvan de gemeente 100 procent aandeelhouder is. Zo kunnen ze scherpe prijzen bedingen, de mensen krijgen een betere service, én die bvba brengt de gemeente 50 euro per inwoner op…
” (Knack 20 december 2006)

De PVDA is NIET meer een revolutionaire partij, die op basis van interne diskcussies en diskussies onder de massas een correct, maar wél voorhoedestandpunt inneemt en DAARMEE het bewustzijn van de strijdende werkers wil VERHOGEN. Zij doet dit zeker niet rond electoraal moeilijke punten zoals het racisme.
Dirk Van Duppen:

“(een paar jaar geleden nog samen op één lijst met Dyab Abu Jahjah…is de PVDA slecht bekomen)…De kiezers hebben ons daarvoor afgestraft. Abou Jahjah maakte een correcte analyse van het racisme, maar hij liep wel ongeveer 300 kilometer voor op wat de publieke opinie hier in Vlaanderen kan begrijpen. Op die verkiezingen is een diepe crisis gevolgd in onze partij, heel veel leden haakten af. Daarom hebben we besloten om het roer om te gooien.” (Knack 20 december 2006)

De PVDA is een partij die zich baseert op het marxisme, maar wees gerust, in feite is Marx niet (meer) identiek aan “geweldadige revolutie” of “Diktatuur van het proletariaat”. De essentie van Marx is, volgens Dirk Van Duppen: Marx’ analyse van de wetmatigheden van het kapitalisme en over de klassenstrijd die een strijd is in alle mogelijke vormen om de kapitalisten te dwingen, tevreden te zijn met wat minder winst.
Dirk Van Duppen in de Knack van
20 december 2006:

“Ik (heb) voldoende economie gestudeerd om te weten dat Marx gelijk had, dat zijn wetenschappelijk analyse klopt…. De analyse van Marx is actueler dan ooit. Ga eens naar de Volkswagenfabriek in Vorst. Wat zei Marx? Dat het de winsthonger is die fabrieken doet sluiten. Onder druk van de concurrentie moet de patroon de productie opdrijven met steeds minder arbeiders. Maar hij moet ook de winst verhogenm om zijn aandeelhouders tevreden te houden. Dat zijn twee polen van een beweging die uiteindelijk botsen: de inkrimpende koopkracht van de arbeider versus de winsthonger van de aandeelhouders. Wat krijg je dan? De crisis van de overproductie! Dat schreef Marx in 1871. En vandaag is het zelfs nog erger dan toen. Want in de 19e eeuw werden fabrieken gesloten omdat ze verlieslatend waren. Terwijl de winst van VW Vorst alleen maar blijft stijgen….
Wat bedoelde Marx met de klassenstrijd? Dat arbeiders moeten ophouden met elkaar te beconcurreren, om gezamelijk de concurrentie met de patroons aan te gaan. Dat kun je toepassen op het kiwimodel voor geneesmiddelen. Het neemt onze gezamelijke koopkracht om een gezamelijk belang te verdedigen, namelijkg gezondheidszorg voor iedereen, en laat de concurrentie spelen tussen de kapitalisten onderling. Om zo de beste prijs te bedingen. Dat is pure marxistische logica.
(Maar hoe pas je dat toe op de arbeidsmarkt? De Slowaakse arbeiders zullen toch blij zijn als een Belgische fabriek wordt gesloten en naar Sowakije verhuist?) Dat soort problemen zou Europa makelijk kunnen oplossen. Waarom zou men niet overal een soort minimumloon invoeren, desnoods in verhouding tot de productiviteit? Puur juridisch zou een sociaal Europa mogelijk zijn. Maar de politieke wil is niet aanwezig. Omdat winst nog altijd voor de mensen gaat. Eerst de mensen, niet de winst: dat is vandaag voor ons nog altijd de kern van het marxisme en communisme. Productiemiddelen in privébezit plus winsthonger produceren de ongelijkheden die we kennen. Uitbuiting is trouwens geen moreel concept, maar een puur wiskundige grootheid. Een arbeider in Vorst wordt harder uitgebuit dan een kind dat in Pakistan tapijten zit te knopen.
De arbeiders in Vorst produceert een veel grotere meerwaarde. De winst die zijn arbeid oplevert, is veel groter. Wij vinden trouwens dat VW alle fiscale voordelen wel eens zou mogen terugbetalen aan de Belgische overheid…”

Revolutie is er voor een communist niet bij, volgens Dirk Van Duppen, hij is gewoon “linkser dan de SPA”:

“Kijk, als communist heb ik altijd 80 procent van de bevolking te vriend. Dat is het verschil met de sociaaldemocraten. Volgens de sociaaldemocraten ligt de breuklijn in onze samenleving tussen de 80 procent die het goed hebben en de 20 procent allerarmsten. Volgens een communist ligt de breuklijn in onze samenleving tusen de 20 procent allerrijksten en de overige 80 procent van de bevolking. En dus zou die rijkste 20 procent meer moeten bijdragen. Een vermogenbelasting vanaf 500.000 euro.”(Knack 20 december 2006)

Dus de essentie van “het socialisme” is dus: herverdeling van de maatschappelijke rijkdom in handen van de 20% rijksten in het voordeel van 80% van de (Belgische…?) bevolking..
En tegen linkse twijfelaars die twijfelen tussen CAP(Comité Andere Politiek) of PVDA zegt hij: “Alleen de PVDA is te vergelijken met SP in
Nederland

Dirk van Duppen in Uitpers, nr. 81, 8ste jg., december 2006: “Er zijn enkele opvallende gelijkenissen met hoe de SP in Nederland de ruimte links van de sociaal-democratie invult en hoe de PVDA+ in België daar in bescheiden mate ook in lukt voor een paar gemeenten.… Ook het resultaat van de PVDA+ is mee bepaald door ruim dertig jaar basiswerk, in en aan de bedrijven en in de wijken.… De eisen van de SP rond nabije zorgvoorziening, openbare gas- en elektriciteitsvoorziening, kleinere klassen in het onderwijs, de bouw van betaalbare koop- en huurwoningen zijn bijna identiek aan het PVDA+ programma voor de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2006.
Ten derde is er de stijl van werken. Jan Marijnissen: "De kleine partij met de Grote Waarheden werd een veel bescheidener partij, die de waarheid niet langer in pacht wilde hebben, … We hebben met allerlei mensen gesproken; heel veel gewone mensen. In plaats van hen te vertellen hoe het zat, hebben we hen gevraagd … wat er volgens hén wel en niet mogelijk zou zijn."
In de Belgische PVDA is er stevig gediscuteerd over die andere stijl van werken.”

Mie Branders, PVDA+ verkozene in Hoboken, vertelde aan De Morgen:

"We willen niet langer een partij zijn die honderd kilometer voor de mensen uitloopt en zich dan verwonderd omdraait: 'Waar blijven ze toch?' "
Kamerleden van de Nederlandse SP geven hun maandinkomen boven de 1500 euro af als bijdrage aan hun partij. …Ook in de Belgische PVDA geldt dit principe. Kaderleden en de dokters voor het volk werken aan een gewoon loon… “

Als enig verschil noemt Dirk Van Duppen dan:

“De Nederlandse SP noemt zich niet meer een communistische partij. De Belgische PVDA blijft een communistische partij.

En dus wil je stemmen halen bij die 80% van de bevolking, laat dan die kiesgerechtigde mensen (uit die 80% van de bevolking) jou (verkiezingsprogramma) bepalen. Daarbij vind Dirk Van Duppen dat de PVDA “volkser”is dan de CAP.
Op het “andere” linkse alternatief CAP met voortrekker Jef Sleeckx meent Dirk Van Duppen dat de PVDA een hen een stap vóór is:

”Jef Sleeckx kan ook op mijn respect rekenen. Maar op dit moment heeft hij helemaal geen organisatie klaar. Het CAP heeft nog niets bewezen. Bovendien is het nu opnieuw tot februari wachten voor ze een volgende stap zullen zetten. Ondertussen gaan twaalf werkgroepen zich met de inhoud bezighouden. Ik heb al die experimenten met grote theorieën de afgelopen dertig jaar zelf genoeg meegemaakt. Die zijn telkens met een sisser afgelopen.”(Knack - 08-11-2006)

Om nu de basismilitanten gerust te stellen, de PVDA INTERN bij elkaar te houden, en om de strijdbare werkers die op zoek zijn naar een revolutionair alternatief OOK te winnen moeten PVDA-kopstukken zoals Peter Mertens duidelijk maken dat de fundamentele marxistische en revolutionaire opstelling bij de PVDA, ook bij de VERNIEUWDE PVDA, nog altijd hetzelfde is gebleven.
In zijn publikatie “De arbeidersklasse in het tijdperk van de transnationale ondernemingen” (Marxistische Studies no 72, 2002, EPO, zie ook
www.marx.be) hangt Peter Mertens, nationaal kader van de PVDA een beeld op van de revolutionaire partij die de PVDA (nog) zou moeten zijn, gericht op de arbeidersklasse. Hij analiseert op zogenaamd “marxistische” wijze, in tegenstelling tot de “reformisten” en “revisionisten” die volgens hem Fausto Bertinotti, Antonio Negri en gewezen PVDA-kaders Nadine Rosa Rosso en Luk Vervaet, dat de “arbeidersklasse nog altijd de revolutionaire klasse” is.
Doordat hij als Nationaal Kader van de PVDA de bovenstaande “belijdenis”doet, “bewijst” dat volgens hem dat de PVDA (in België dan toch) de enige consequent marxistische revolutionaire partij is. Indirect roept hij zo op dat men deze erkenning kan bevestigen… door in het kieshokje op de lijst van PVDA-kandidaten te stemmen.
Nu is de lijn van Peter Mertens en dus ook die van de PVDA, volgens mij, verre van revolutionair, de analise zeker niet marxistisch.
Mijn analyse is dus de antithese van die van Peter Mertens. Dus noem ik MIJN boekje/brochuurtje/pamflet (of nu de artikelenreeks, Paul Vermeer) : “Anti-Mertens”.
Ik volg aan de hand van grote geciteerde stukken de lijn van zijn boekje. In mijn analyse haal ik ook andere teksten van de PVDA aan. De voetnoten zijn bijna allemaal oorspronkelijk voetnoten bij de tekst van Peter Mertens of van de betreffende PVDA-texten. Zij zijn vaak heel verhelderend over de essentie van de gevolgde lijn van de betreffende tekst.(volgend artikel in reeks "Anti-Mertens)

Studienotas: Loonarbeid en kapitaal(Karl Marx)


Op mijn weblog zal ik ook eigen studienotas zetten. Die liggen vaak aan de basis voor de analyses die ik maak(-te) evenals van bepaalde conclusies. De notas zijn vaak MIJN keuze van grote stukken uit, MIJN samenvatting van bepaalde boeken.
Hieronder een samenvatting van een boek van Karl Marx waarin hij de belangrijkste algemene wetmatigheden en ontwikkelingswetten van het kapitalisme uitlegde. Die algemene wetmatigheden zijn werkzaam zolang het kapitalisme nog bestaat. Natuurlijk moet men die toepassen op het CONCRETE kapitalisme (heden ten dage in zijn LAATST mogelijke stadium, het IMPERIALISME). Dit is iets wat Karl Marx niet voor ons
kan doen, dat moeten we ZELF doen.
Ik neem wel het begin van het boek LETTERLIJK over (waarbij ik een voor mij opvallende passage heb benadrukt). Hoe ik nu deze analyse van Marx zelf meen te moeten gebruiken en concreet toepassen, dat is onderwerp voor andere artikels. Maar aan de hand van mijn studienotas
kan de geînteresseerde en kritische lezer al uitmaken op mijn uitgangspunten van mijn analyse(s) wel correct zijn. Ik raad wel aan de werken zelf volledig te lezen.

Loonarbeid en kapitaal (Karl Marx)

“Van verschillende kanten heeft men ons verweten dat wij niet, de economische verhoudingen hebben uiteengezet die de materiële grondslag voor de huidige klassenstrijd en de nationale strijd vormen. Wij hebben stelselmatig deze verhoudingen slechts daar aangeroerd waar zij zich in politieke botsingen direct opdringen.
Het ging er in de eerste plaats om, de klassenstrijd in de geschiedenis van de dag na te gaan en middels de voorhanden en dagelijks nieuw geschapen historische stof empirisch aan te tonen dat met de knechting van de arbeidersklasse, die Februari en Maart had gemaakt, tegelijkertijd haar tegenstanders overwonnen werden — de bourgeois-republikeinen in Frankrijk, de het feodale absolutisme bestrijdende klassen van de bourgeoisie en het boerendom op het gehele Europese vasteland; dat de overwinning van de ‘fatsoenlijke republiek’ in Frankrijk tegelijkertijd de val van de naties was, die met heldhaftige onafhankelijkheidsoorlogen op de Februari-revoluie hadden geantwoord; dat tenslotte Europa met de overwinning op de revolutionaire arbeiders in zijn oude dubbele slavernij terugviel, in de Engels-Russische slavernij. De Juni-strijd in Parijs, de val van Wenen, de tragikomedie van de Berlijnse November van 1848, de vertwijfelde inspanning van Polen, Italië en Hongarije, Ierlands uithongering — dat waren de voornaamste factoren, waarin zich de Europese klassenstrijd tussen bourgeoisie en arbeidersklasse concentreerde, en waarmee wij bewezen dat iedere revolutionaire opstand ook al mag zijn doel nog zo ver van de klassenstrijd verwijderd schijnen te liggen, moet mislukken totdat de revolutionaire arbeidersklasse overwint, dat iedere sociale hervorming een utopie blijft totdat de proletarische revolutie en de feodale contra-revolutie zich in een wereldoorlog met de wapenen meten. In onze uitbeelding, evenals in de werkelijkheid, waren België en Zwitserland tragikomische, karikatuurachtige genrestukjes in het grote historische tableau, het ene de modelstaat van de burgerlijke monarchie, het andere de modelstaat van de burgerlijke republiek, allebei staten die zich verbeelden even onafhankelijk te zijn van de klassenstrijd als van de Europese revolutie.
Nu onze lezers gezien hebben hoe in het jaar 1848 de klassenstrijd zich in kolossale politieke vormen ontwikkelde, is de tijd gekomen dieper in te gaan op de economische verhoudingen zelf, waarop zowel het bestaan van de bourgeoisie en haar klassenheerschappij gegrondvest zijn als de slavernij van de arbeiders”

Wat is arbeidsloon?

De meeste omschrijvingen zijn een variant van:
Het arbeidsloon is de som geld die de kapitalist voor een bepaalde arbeidstijd of voor een bepaald stuk werk betaalt.”
De arbeider verkoopt aan de kapitalist zijn arbeidskracht voor een uur, een week, een maand enz. De kapitalist verbruikt de gekochte arbeidskracht doordat hij de arbeider gedurende de vastgestelde tijd laat werken. De prijs die de kapitalist betaalt is de ruilwaarde van de arbeidskracht.: het is het arbeidsloon. De arbeidskracht is een waar die tegen haar ruilwaarde geruild
kan worden tegen een andere waar.

Wat is geld?

Universeel ruilmiddel De ruilwaarde van waren uitdrukken in een afgsproken eenheidsmaat.

Wat is een waar?

Produkten die ruilbaar zijn tegen andere, zijn waren. De bepaalde verhouding waarin een waar ruilbaar is voor een andere vormt zijn ruilwaarde of in geld uitgedrukt, zijn prijs.

Wat is “arbeidskracht”?

De arbeidskracht is een waar. Het arbeidsloon is haar prijs.
De arbeidskracht is een waar, die door haar bezitter, de loonarbeider, aan het kapitaal wordt verkocht. Waarom?
Om te leven.
De werkzaamheid van de arbeidskracht, de arbeid, is de levenswerkzaamheid van de arbeider zelf. Deze levenswerkzaamheid verkoopt hij aan een derde om zich van de nodige levensmiddelen te verzekeren.
Zijn levenswerkzaamheid is voor hem slechts een middel om te kunnen bestaan.
Hij werkt om te leven.
De kapitalist betaalt de arbeidskracht, de machines en de grondstoffen VOORAF vanuit zijn kapitaal dat hij reeds bezit.

De prijs van een waar.

De concurrentie tussen kopers en verkopers

De concurrentie tussen de verkopers doet de prijs van een waar dalen
De concurrentie tussen de kopers doet de prijs van een waar stijgen
De concurrentie tussen de kopers en verkopers: de eersten willen zo goedkoop mogelijk kopen, de laatsten willen zo duur mogelijk verkopen

De verhouding van de vraag tot de aanvoer tot het aanbod

Als de aanvoer van een waar zwakker dan de vraag, neemt de concurrentie onder de verkopers af en de concurrentie onder de kopers evenredig toe. De prijzen stijgen.
Een belangrijk overschot van de aanvoer boven de vraag: wanhopige concurrentie onder de verkopers, gebrek aan kopers, verkopen van waren tegen spotprijzen.

De verhouding van de vraag tot de aanbod

Prijsstijging –prijsdaling
Een stijgende prijs van een waar doet een
massa kapitalisten zich op de bloeiende tak van de industrie werpen totdat de prijs daalt en door overproduktie onder haar produktiekosten daalt

Prijs - produktiekosten – loonvorming

De gangbare prijs van een waar staat steeds boven of onder haar produkiekosten

Kapitaal

Het kapitaal bestaat uit grondstoffen, werktuigen en levensmiddelen van allerlei soort die gebruikt worden om nieuwe grondstoffen, nieuwe werktuigen en nieuwe levensmiddelen voort te brengen. Al deze bestanddelen van het kapitaal zijn geschapen door arbeid, produkten van de arbeid, opgehoopte arbeid. Opgehoopte arbeid, die tot middel voor nieuwe produktie dient, is kapitaal.

Kapitalist tegenover arbeiders

De arbeider ruilt arbeidskracht voor levensmiddelen, de kapitalist ruilt arbeidskracht voor een gedeelte van de reeds voorhanden levensmiddelen. Door de arbeid, de produktieve werkzaamheid van de arbeider, vervangt hij niet alleen wat hij verteert maar geeft bovendien aan de opgehoopte arbeid een grotere waarde dan hij vroeger bezat.
Kapitaal vooronderstelt loonarbeid, loonarbeid vooronderstelt kapitaal.
Het belang van de kapitalist en van de arbeider is hetzelfde zegt de burgerij. En inderdaad zolang de loonarbeider loonarbeider is, hangt zijn lot van het kapitaal af.
Een grote stijging vooronderstelt een snelle groei van het produktieve kapitaal. Dit laatste veroorzaakt een even snelle groei van de rijkdom, de maatschappelijke behoeften en genietingen. Hoewel de genietingen van de arbeiders gestegen zijn, is de maatschappelijke bevrediging die zij verschaffen verminderd in vergelijking met de toegenomne genietingen van de kapitalist.

Arbeidsloon

De geldprijs van de arbeid, het nominale arbeidsloon, valt niet samen met het reële arbeidsloon, dwz de hoeveelheid waren die werkelijk voor het arbeidsloon gegeven wordt.
Het arbeidsloon is in de eerste plaats, relatief arbeidsloon (door zijn verhouding tot de winst van de kapitalist)

Winst

Bestanddelen van de verkoopsprijs van de waren door de arbeider geproduceerd:

- vergoeding voor de voorgeschoten grondstoffen en voor de slijtage van de voorgeschoten werktuigen, machines en andere arbeidsmiddelen
- vergoeding voor het voorgeschoten arbeidsloon
- de winst van de kapitalist
Het aandeel van het kapitaal, de winst, stijgt in dezelfde verhouding als waarin het aandeel van de arbeid, het relatieve arbeidsloon daalt en omgekeerd.
Binnen de verhouding kapitaal en loonarbeid, staan de belangen van het kapitaal en de belangen van de loonarbeid lijnrecht tegenover elkaar.
Zowel arbeidsloon als de winst zijn aandelen in het produkt van de arbeider.

Concurrentie

De ene kapitalist kan de andere slechts verslaan en diens kapitaal veroveren door goedkoper te verkopen. Om hieruit toch nog profijt te trekken, verhoogt hij de produktiviteit van de arbeid: door een grotere arbeidsdeling en grotere en betere machines. Hoe groter de schaal, hoe kleiner het aandeel produktiekosten.
De kapitalist bereikt zijn doel wanneer hij de prijs van zijn waar slechts enkele procenten lager stelt dan zijn concurrenten. Hij verovert op zijn minst een deel van hun afzet door een lagere prijs te vragen dan zij. Hierbij ligt de gangbare prijs steeds boven of onder de produktiekosten. De kapitalist met de nieuwe produktievere produktiemiddelen verkoopt de waren boven haar werkelijke produktiekosten.
De concurrenten zitten niet stil en doen hetzelfde.

Wetmatigheden van het kapitalisme

De kapitalistische produktiewijze heeft als gevolg: door de noodzakelijke arbeidsdeleing steeds grotere arbeidsdeling, door het toepassen van machines een steeds ruimere toepassing van machinerie, door toepassing van de arbeid een arbeid op steeds grotere schaal
Een grotere arbeidsdeling stelt een arbeider in staat, het werk van 5,10, 20 arbeiders te doen; zij doet de concurrentie onder de arbeiders 5-, 10-, 20-voudig toenemen. Naarmate de arbeidsdeling toeneemt, wordt de arbeid eenvoudiger. De bijzondere bekwaamheid van de arbeider wordt waardeloos. Het arbeidsloon daalt omdat ook de prijs van het arbeidsloon door zijn produktiekosten worden bepaald. De arbeider probeert zijn arbeidsloon op hetzelfde peil te houden door meer arbeid te verrichten per uur of door meer uren te arbeiden. Doordat hij hierdoor andere arbeiders concurrentie aandoet en daardoor ook ZICHZELF, daalt het arbeidsloon.
De machinerie vervangt geschoolde arbeiders door ongeschoolde arbeiders en daar waar zij nieuw wordt ingevoerd gooit zij handarbeiders bij massa`s op straat.
De arbeidersmassa door de machine op straat gesmeten in een tak van de industrie, vind in een andere slechts haar toevlucht tenzij lager en slechter betaald.
De
massa arbeiders vergroot nog door rekrutering bij failliete industrielen en kleine renteniers.
De rente van het kapitaal neemt in dezelfde mate af als de omvang en aantal der kapitalen toenemen, als het kapitaal groeit, waardoor de kleine rentenier niet meer van de rente van zijn kapitaal
kan leven

Crisissen onafwendbaar en steeds omvangrijker
Naarmate de kapitalisten gedwongen worden reeds bestaande reusachtige produktiemiddelen op grotere schaal uit te buiten en tot dit doel alle hefbomen van het krediet in beweging te zetten, in diezelfde mate komen de industriële aardbevingen steeds veelvuldiger voor, waarbij de handelswereld zich slechts in stand kan houden door een deel van de rijkdom, van de produkten en zelfs van de produktiekrachten aan de goeden van de onderwereld op te offeren. Kortom crises nemen toe.
Groeit het kapitaal snel, dan groeit nog veel sneller de concurrentie onder de arbeidersm dwz des te meer nemen naar verhouding de werkgelegenheid, de bestaansmiddelen voor de arbeidersklasse af, en niettemin is de snelle groei van het kapitaal de gunstigste voorwaarde voor de loonarbeid.

dinsdag 26 februari 2008

Artikel overgenomen van AEL België

Ik neem dit artikel over omdat ik er zelf argumenten in vind voor de analyse die ik zelf maakte rond het hoofddoekenverbod (naar aanleiding van de reactie van PVDA-kader Tom De Meester hierop – zie mijn artikel op 11 februari Over hoofddoeken…”) Ik vind dat de AEL een héél doordachte analyse maakt die het waard is om door iedereen gelezen te worden.


Hoe men van Non-issues een issue wil maken.
Afdrukken E-mail

zaterdag 23 februari 2008
hassoun

Dat de media een als maar belangrijker onderdeel wordt van onze samenleving , daar hoef ik noch iemand anders een volledig opinie-artikel over te wijden. Dat is een vaststaand feit dat vooral de laatste jaren meer dan duidelijk is geworden. De impact van de media, vooral dan de beeldende, op de maatschappij is enorm en de manier waarop onderwerpen worden aangekaart (in vele gevallen past tegenwoordig het woord “ingekleed”), is een belangrijke bepalende factor voor het debat dat rond dat thema ontstaat.

Neem nu de Islam en moslims als item. Er gaat geen dag voorbij of men bombardeert de publieke opinie met verhalen over aanslagen en terrorisme, maar tegelijkertijd laat men beelden zien van modale moslims of moslima’s (en die moslima’s bij voorkeur met een hoofddoek, als het kan een boerka) in de straten van Brussel of Antwerpen. Zo associeert men modale burgers van dit land met zaken waar deze weinig tot niets mee te maken hebben en verwijst men naar het potentiële gevaar dat schuilt in de loutere aanwezigheid van die moslims in dit land. Hoofddoekdragende vrouwen laat men ook graag de revue passeren als het onderwerp van integratie, en de “onwil” van de moslims om zich te “integreren”, voor de zoveelste keer door de zoveelste politicus of analist wordt becomentarieerd. Een ander voorbeeld van hoe de media, onder druk van verkoop- en kijkcijfers, inventief omgaat met informatieverwerving en –verspreiding is de manier waarop men dagelijks op zoek gaat naar het volgende “mogelijke debat”.

Een recent telefoontje van een journalist van het tijdschrift Knack was 1 van de redenen van dit artikel. Vorige week, na de uitspraken van de aartsbisschop van Canterbury over het eventueel opnemen van wetten van de sharia in de Britse nationale wetgeving, kreeg ik dus een telefoon van een knackjournalist die op zoek was naar moslims die enerzijds zulk een voorstel zouden steunen en anderen die het niet zouden zien zitten de sharia deels in te voeren in Belgische nationale wetgeving. De bedoeling was dus een artikel te schrijven over en met voor- en tegenstanders van het voorstel. De bedoeling van de invoering van delen van de sharia zou kaderen in het verzoenen van de verschillende, al dan niet religieuze gemeenschappen in de Westerse samenleving. Ik geloof dat zijn verbazing groot moet geweest zijn na het aanhoren van mijn standpunt (en tevens dat van AEL) over het onderwerp. Klaarblijkelijk had men verwacht dat AEL zulks een voorstel onomwonden en met de nodige pittige uitspraken zou verdedigen zodat het vinden van een tegenstander voor invoering een fluitje van een cent zou zijn. Spijtig genoeg moest de man van een kale reis terugkeren. Voor alle duidelijkheid, ons standpunt inzake de sharia of het implementeren van islamitische jurisprudentie in nationale wetgevingen in Europa is als volgt:

1) Als AEL zijn we geen vragende partij voor implementatie van de Sharia of islamitische jurisprudentie in de huidige nationale wetgeving.


2) De Sharia als dusdanig bestaat niet en is onderhevig aan vele interpretaties. Er bestaat geen consensus bij moslims hierover. Bovendien is de Sharia niet één of ander wetboek met regels en artikels die vaststaan en onveranderbaar zijn.


3) De moslims in het algemeen in Europa of in het Westen liggen niet wakker van invoering van Islamitische jusrisprudentie in nationale wetgeving.


4) Het debat rond de spanningen tussen allochtonen en autochtonen verengen tot een debat rond de Sharia is een vals debat en getuigt van intellectuele armoede en oneerlijkheid.

Waar het debat wel moet over gaan en waar moslims wel wakker van liggen is het volgende:

1) Om de spanningen tussen de verschillende gemeenschappen weg te werken moet men in Europa afstappen van assimilatie retoriek en beleid.

2) Er dient dringend werk gemaakt te worden van wetgeving die de minderheden beschermt tegen politieke wispelturigheid van de meerderheid.

3) Er dient werk gemaakt te worden van consequent en sterke anti-racisme en discriminatiewetgeving (cfr. tewerkstellingsmarkt, huurmarkt etc...)

4) Pedagogie in het onderwijs dient aangepast te worden de maatschappelijke realiteit en een andere invalshoek dient te worden gehanteerd om de slagingskansen van minderheden te verhogen naar het niveau van autochtone Europeanen

5) Stoppen met het systematisch associëren van de Islam met terreur, Bin laden's en meer van dat fraais en een halt toe te roepen aan de Islam-bashing.

Indien rond deze punten CONCREET EN HARD wordt gewerkt, zullen de spanningen al voor een groot deel weggenomen worden.en kunnen we eindelijk hopen op een beter toekomst voor iedereen. Het enige model dat van tel is, is het BURGERSCHAPSMODEL waarin iedereen respectvol en gelijk wordt behandeld en benaderd. Zolang dit niet het geval is, zullen de spanningen blijven bestaan, al integreert men alle religieuze jurisprudentie van elke religies in de nationale wetgeving.

Waar AEL wel voor pleit, en wat reeds in bepaalde landen bestaat, is een multi-confessioneel gerechtssyteem inzake familie -en burgerrecht (huwelijksrecht, erfenisrecht etc….) waarbij iedere burger de keuze krijgt om te trouwen, erven, scheiden onder Islamitisch, Katholiek, Protestants, Joods , … recht.

Dit standpunt draagt geen absolute prioriteit maar kadert wel in ons streven naar erkenning en institutionalisering van de diversiteit in het Westen. Dit brengt sowieso ook een bepaalde vorm van bescherming van de minderheden in Europa tegen assimilatie met zich mee.

Nadat ik dus mijn standpunt had kenbaar gemaakt werd mij gezegd dat men nu op zoek zou gaan naar een absolute voorstander en verdediger van het het voorstel en dat de publicatie op woensdag 13/02/2008 zou gebeuren. Niet ten zeerste tot mijn verbazing kreeg ik dezelfde dag nog een telefoontje van diezelfde journalist met de mededeling dat ze zullen afzien van het onderwerp omdat ze niemand hadden gevonden die de (gedeeltelijke)invoering van de sharia wou of kon verdedigen. Bij deze is dan nogmaals eens bewezen hoe de media omgaat met issue's over moslims die in positieve zin zouden kunnen worden geïnterpreteerd worden door de publieke opinie. Debatten die GEEN aanleiding geven tot het vergroten van de angst voor moslims of de islam zijn oninteressant en van geen nieuwswaarde. Ook niet de debatten die de echte pijnpunten van de maatschappij inzake minderhedenbeleid bepleiten.

In Vlaanderen, en bij uitbereiding in het Westen, houdt men er niet van en zwijgt men liever over het lelijke beeld dat ze te zien krijgen als hen een spiegel wordt voorgehouden.

Karim Hassoun

Voorzitter AEL Belgie