woensdag 4 juni 2008

Debat over China. Mogelijk voor PVDA?(1)

Bezorgde partijleden en anderen die voor het communisme zijn en de revolutie tegen het kapitalisme als enige en noodzakelijke oplossing zien, vragen zich af of de PVDA nog wel een echt communistische partij is. Zo vraagt men zich af: kan de PVDA aantonen dat de communistische partij van China in staat is het reëel bestaande socialisme in China te versterken en te verbeteren? En is de PVDA in staat aan te tonen dat zij een gelijkwaardige communistische partij is die zich grotendeels op dezelfde manier het marxisme hanteert “om de wereld te kennen om haar te veranderen”? Zo zou het aantonen van het autentiek revolutionair en marxistisch karakter van de CCP een sterk argument zijn voor het autentiek revolutionair en marxistisch karakter van de PVDA.
Zo meent Herwig Lerouge als nationaal kader van “een communistische partij dat het marxisme nog altijd als basis neemt om de wereld te analyseren en een strategie te bepalen om de wereld te veranderen” dat er nu dringend antwoord gegeven moet worden op de volgende vragen van bezorgde partijleden en andere sympatisanten van het communisme:

“Maar blijft dat zegevierende China ook socialistisch? Wordt de economie er niet steeds meer beheerst door een nieuwe kapitalistenklasse? Kent China niet steeds meer de klassieke kwalen van het kapitalisme: stijgende werkloosheid, erbarmelijke werkomstandigheden, groeiende tegenstelling tussen arm en rijk, tussen stad en platteland, corruptie? Wat blijft er in de “socialistische markteconomie” nog overeind van de klassieke principes van een socialistische economie: centrale planning, staatseigendom van de grote bedrijven, collectivisering van de landbouw? Zijn de boeren en de arbeiders in China nog de meesters van de staat? Wat met de “voortzetting van de klassenstrijd onder het socialisme”? Hoe werkt de Chinese Communistische Partij aan het opheffen van de klassenverschillen?[1]

Herwig belooft die partijleden en sympatisanten een marxistische vorming over “het socialisme in China”:

“Peter Franssen, …beoordeelt de eerste dertig jaar van de Chinese revolutie onder leiding van Mao Zedong op een dialectische manier. … Maar in die periode maakte de partij ook vele linkse fouten, zegt hij. En hij beschrijft ze.
Een gevolg daarvan was dat de welvaart niet was wat kon verwacht worden. … Ook de commerciële sector en de horeca ontwikkelden niet omwille van de starre opvatting over de planeconomie die wilde dat ook de kleinhandel en de horeca in handen moesten zijn van de staat. De ontwikkeling van de lichte industrie zou in die fase van economische ontwikkeling het snelst vooruit gaan als de krachten in de maatschappij op dit terrein initiatief hadden mogen nemen. Maar dat strookte niet met de gangbare opvattingen ten tijde van Mao Zedong.
Dat alles maakte de noodzaak van een nieuwe economische aanpak op het einde van de jaren 1970 voor de meeste hoge kaderleden van de partij duidelijk.
De auteur steunt voluit de hervormingen en grijpt daarvoor terug naar Karl Marx en Friedrich Engels die meenden dat het socialisme zou ontstaan in die landen waar het kapitalisme zijn historische rol heeft vervuld. …
Vooral vanaf de helft van de jaren 1950 dacht een deel van de Chinese leiders teveel dat “het socialisme en het communisme uit het niets geboren worden en dat productieverhoudingen naar believen en naar ideologische overtuiging kunnen gekozen worden”.
Dat het socialisme maar ten volle kan opgebouwd worden in een land waar het kapitalisme zijn rol heeft vervuld betekent helemaal niet dat de Russische of Chinese communisten aan de macht moesten verzaken. …
Lenin … zegde duidelijk dat in de Sovjet-Unie de macht van de arbeidersklasse heerst. De economie kan echter nog niet socialistisch zijn – dat is wel het streefdoel waar de arbeidersklasse voor ijvert. Er gaat dus een hele overgangsperiode aan vooraf.
In 1921 voert hij daarom de NEP in: een politiek die de ontwikkeling toelaat van het kapitalisme en de markt... Hij spreekt over een tussenfase die “enkele decennia” zal duren. Maar die ontwikkeling brengt natuurlijk het gevaar mee dat het kapitalisme te sterk wordt en de macht van de socialistische staat tracht te breken. Dat was het geval in 1930 toen de rijke boeren in de Sovjet-Unie de bevoorrading van de steden in het gedrang brachten door hun oogst achter te houden in de hoop hogere prijzen te bekomen. Te hoge graanprijzen zouden dan weer de loonkosten hebben doen stijgen en zo de industrialisering in gevaar hebben gebracht. Daarom moest de Sovjetstaat in snel tempo de landbouw collectiviseren en de macht van de rijke boeren breken. Wellicht had de Sovjetregering de nep liever nog een tijdje verder gezet maar de aanvallen van de sterker wordende bourgeoisie lieten dat niet toe….
De arbeidersklasse kan de macht “van vandaag op morgen” veroveren doorheen de revolutie. Maar de uitbouw van een socialistische economie en van een socialistische maatschappij (naar het “model” dat Marx en Engels vooropstelden) vergt zeker in laagontwikkelde landen een overgangsperiode, die van lange adem kan zijn. Die overgangsperiode kan verschillende fasen doorlopen die zelfs elkaars tegengestelde kunnen zijn.
In het begin van de jaren 1980 werkten de Chinese marxisten de theorie uit van “de eerste fase van het socialisme”. Het hoofdkenmerk van deze fase is de maatschappelijke onderontwikkeling die een gevolg is van de lage ontwikkelingsgraad van de productiekrachten en van hun lage productiviteit. De Chinese communisten zien het daarom als hun belangrijkste taak de productiekrachten maximaal te ontwikkelen. Dat impliceert dat de historische rol van het privé-bezit nog niet vervuld is.
Peter Franssen beschrijft hoe de Chinese Communistische Partij zich bij de hervormingen baseert op heel concreet onderzoek en niet op versteende dogma 's. …In een nog niet hoog ontwikkelde economie blijkt de privé-uitbating dikwijls efficiënter en productiever dan de collectieve uitbating. Maar het socialisme betekent wel dat de privé-uitbating de socialistische ontwikkeling ten goede moet komen of met andere woorden, dat het kapitalisme moet werken in dienst van de socialistische opbouw.
De hele hervormingsdiscussie gaat gepaard met het teruggrijpen naar de stellingen van Mao Zedong over het zoeken van de waarheid in de feiten. …
…De Chinezen zijn verplicht het marxisme te verdiepen en te innoveren om de complexe problemen aan te kunnen. …
Sindsdien voert de Chinese Communistische Partij radicale hervormingen door. De grond die collectief werd bewerkt wordt toevertrouwd aan de boerengezinnen. …Chinese privé-bedrijven worden opgezet.
Peter Franssen beschrijft uitvoerig de successen van deze politiek, de bijsturingen en ook de gevaren. Volgens hem is de Communistische Partij van China zich zeer goed bewust dat de steeds verder uitdijende markt gevaren inhoudt voor het socialisme. …[2]

(Op deze analyse zal ik antwoorden in een bespreking van de analyse van Peter Franssen zelf. Op bepaalde punten van deze analyse antwoordde ik al op dit weblog)
Herwig Lerouge beseft, dat niet iedereen binnen de partij gerustgesteld is. De komende tegenstellingen binnen de partij (en in de onmiddelijke omgeving van de PVDA) zal hij dan ook moeten aanpakken. Uiteindelijk blijkt Peter Franssen toch niet zo’n goede leerling van Boudewijn Deckers die in 2003 de lijn heeft ontwikkeld die gehanteerd moet worden inzake de analyse van het socialisme in China[3]. Herwig merkt het probleem en zegt daarom over de analyse van Peter Franssen:

“Moge dit artikel de aanzet zijn tot een vruchtbaar debat. …
Moge dit artikel helpen om de duidelijk positieve resultaten te erkennen, een aantal manifeste onwaarheden te doorprikken, om objectief te luisteren naar de argumenten waarmee de Chinese Communistische Partij haar beleid verantwoordt. Maar wie vraagtekens wil plaatsen, miskende problemen wil belichten; sommige theoretische concepten wil betwisten kan zijn opmerkingen in dit tijdschrift kwijt.…
Het is maar een begin, wij gaan voort met het debat.[4]

Een echt debat mag echter niet gevoerd worden, omdat de subtiele ontwikkeling van het revisionisme binnen de PVDA, zoals Boudewijn Deckers die leidt, hierdoor wel eens verstoord zou kunnen worden. En in feite IS het debat, of eerder “de strijd tussen twee lijnen” reeds gevoerd. De uitslag van dat “debat” bestaat reeds, de antwoordden op de vragen die hier aan het begin door Herwig zijn geformuleerd zijn, kunnen gegeven worden… aan de hand van de besluiten van het Vierde Congres van de PVDA en de teksten die daar uit voortvloeien, grotendeels geschreven door de toenmalige voorzitter Ludo Martens. De PVDA, dus ook Boudewijn Deckers, Peter Franssen en Herwig Lerouge zelf, moeten hun analyses OP DIE LIJN (want dat is collectief bepaald op een PARTIJ-CONGRES) baseren. Als Herwig Lerouge vindt dat er een NIEUW debat (over het socialisme in China) moet komen, had hij moeten aanduiden aan de bezorgde partijleden en sympatisanten dat dit nodig is omdat er een lijn is opgedoken in de partij, die TEGENGESTELD is aan de lijn op het Vierde Congres (en dat dat nu met name blijkt uit de analyse van partij-KADERS over het socalisme in China). Waardoor een debat dan een aanzet moet zijn om te komen tot wellicht nieuwe collectief bepaalde standpunten.
Een half jaar later, en twee nummers van Marxistisch Studies later zegt Herwig Lerouge:

“Zoals beloofd komen we in dit nummer terug op het Chinadebat met een eerste bijdrage van een eminent Chinakenner, Frank Willems. …
In het volgende nummer publiceren we de bijdragen van een aantal lezers die bedenkingen en aanvullingen formuleerden bij het artikel van Peter Franssen in
Marxistische Studies 78.[5]

De “bijdrage” van Frank Willems is dan wel een interview met Frank Willems gehouden ongeveer in dezelfde periode(juni 2007) van de publicatie van de analyse van Peter. Franssen… Het was zeker géén reactie van Frank Willems hierop....Van een debat gesproken…..!? Frank Willems volgt hierin spontaan min of meer de lijn die Boudewijn in 2003 reeds aangaf. Dat is zijn goed recht als hij géén lid is van de PVDA. Voor Boudewijn Deckers en Peter Franssen komt het goed uit. Herwig denkt de demonen van openlijke tegenstellingen in en rond de PVDA zo te kunnen bedwingen met dit interview “als reactie op het artikel van Peter Franssen”….
Lees hier verder over de interne tegenstellingen in de PVDA inzake analyse van China, met eerst de analyse van voormalig voorzitter Ludo Martens.


[1] Marxistische Studies no 78, Publicatiedatum: 2007-11-22, “Socialisme op zijn Chinees”, Herwig Lerouge

[2] Marxistische Studies no 78, Publicatiedatum: 2007-11-22, “Socialisme op zijn Chinees”, Herwig Lerouge

[3] Marxistische Studies no 64, Publicatiedatum: 2003-11-01,“Vragen over de ontwikkeling van het socialisme in de Chinese Volksrepubliek”, Boudewijn Deckers. Een delegatie van het Centraal Comité van de Partij van de Arbeid van België (PVDA) was van 16 tot 25 februari 2003 in China, op uitnodiging van de Communistische Partij van China (CPC). Boudewijn Deckers, verantwoordelijk voor de Internationale Betrekkingen van de PVDA, leidde de delegatie.

[4] Marxistische Studies no 78, Publicatiedatum: 2007-11-22, “Socialisme op zijn Chinees”, Herwig Lerouge

[5] In de Inleiding van nummer 80 van Marxistische Studies, 14 mei 2008.

Geen opmerkingen: