PVDA-kaders Peter Franssen, tegenover kritiek op zijn China-analyse: “STOP! Ik kan die dwaasheden niet meer aan.”
In nummer 80 van Marxistische Studies werd een interview gepubliceerd dat ooit in 2007 afgenomen is van Frank Willems.
In Marxistische Studies verscheen al eerder een “marxistische analyse” van “nationale PVDA-kaders en experts ter zake” over het socialisme van China en het politiek-economisch beleid van de CCP. Zo waren er de analyses van Boudewijn Deckers(“Vragen over de ontwikkeling van het socialisme in de Chinese Volksrepubliek” in MS nummer 64, 2003) en Peter Franssen (“De ontwikkeling van het socialisme in China”, MS nummer 78, 2007) over de economische politiek die gevolgd wordt door de CCP met betrekking tot de uitbouw van het socialisme in China.
Besluiten van het Vierde Congres van de PVDA in 1991, en ook teksten van de vroegere voorzitter Ludo Martens, kritikeren, dat de PVDA zelf niet bij machte was het revisionisme in de grootste communistische partij in het (toenmalig) grootste socialistische land (de USSR) te analyseren als concreet voorbeeld van het algemeen revisionisme dat heerst(te) in de GEHELE INTERNATIONALE communistische beweging (en dus ook van kiemen van revisionisme BINNEN de PVDA).
Zo is, volgens mij, Boudewijn Deckers een mooi voorbeeld van wat Ludo Martens bedoelde met : het revisionisme is het grootste gevaar binnen de internationale communistische beweging”.[1]
Boudewijn Deckers (en in zijn spoor Peter Franssen) ontwikkelen exact gelijkaardig revisionisme als Deng Xiaoping, hetgeen Ludo Martens EN het VIERDE congres van de PVDA zelf (“USSR – de fluwelencontrarevolutie”) juist BESTRIJDEN. (Mijn argumentatie kunt u hier lezen)
Door zijn revisionistische bril zal Boudewijn Deckers zelf nooit enig revisionisme in de CCP ontwaren. Boudewijn spreekt (om bezorgde partijleden gerust te stellen) over “bedenkingen bij het bepaalde beslisingen”of “de toch wel aanwezige gevaren die bestaan in de (overigens globaal marxistisch verantwoordde) gevolgde economische politiek”.
Vooral Boudewijn Deckers zegt dan nog op verschillende plaatsen: “Eigenlijk weten we het ook niet, maar we moeten (en Boudewijn BEDOELT dan: een eigenlijk BLIND) vertrouwen hebben in de CCP.”
Als in Marxistische Studies nummer 80 dan het interview met Frank Willems verschijnt[2], verwacht men een bijdrage in de marxistische analyse van de economische politiek van de CCP, eventueel met een geargumenteerde ondersteuning en instemming met de analyse die Boudewijn Deckers (en Peter Franssen) maakte in nummers van diezelfde Marxistische Studies ofwel juist een geargumenteerde in diskussie-stelling van (bepaalde punten van) de analyse van Boudewijn Deckers (en Peter Franssen).
Mag Herwig Lerouge geen strijd tussen twee lijnen organiseren BINNEN de kolommen van Marxistische Studies? Mag er geen strijd gevoerd worden tegen het revisionisme in de kolommen van Marxistische Studies als het gevaar bestaat dat dat nationale kaders van de PVDA duidelijk géén antwoord kunnen geven op hun ontmaskering als gedegenereerde elementen binnen een ooit nog communistische partij?
Herwig Lerouge steunt zelf tot nu toe aarzelend de analyse gemaakt door mede-nationaal kader Peter Franssen, door die te bestempelen als een autentiek marxistische analyse (in zijn inleiding op het artikel van Peter Franssen). Aan de andere kant probeert hij toch “in een toekomstig nummer van MS reacties van lezers op het artikel van Peter Franssen” op te nemen.
Waren er tegenkantingen hiertegen binnen de leiding van de PVDA? Want de publikatie van die reacties gebeurde NIET in het nummer 79 dat volgde op het artikel van Peter Franssen (in nummer 78). Er werd géén mogelijkheid geschapen dit op de website van Marxistische Studies te doen. (Te kritische) reacties (van mij toch) op artikels in Solidair over die tekst van Peter Franssen in dat bewuste nummer van Marxistische Studies werden tot nader order GEWEERD van de site van Solidair. En tot nu toe is er alleen de AANDKONDGING van Herwig Lerouge over het opnemen van reacties op het artikel van Peter Franssen in “een volgend nummer van MS”.
Herwig Lerouge, als hoofdredacteur van Marxistische Studie, HERNEEMT (in no 80 van MS) gewoon een reeds vroeger gehouden en gepubliceerd interview met Frank Willems. Hij doet dat dan nog twee nummers LATER dan het nummer waarin hij eenieder aan het woord zou laten die bepaalde “vraagtekens wil plaatsen, miskende problemen wil belichten; sommige theoretische concepten wil betwisten”. Want Herwig stelde (en is die overmoedigheid bestreden door mede-kader Peter Franssen en/of Boudewijn Deckers?): “Het is maar een begin, wij gaan voort met het debat.” (De chronologie hierover kunt u vanaf hier volgen, MET mijn opvattingen hierover)
Peter Franssen sommeert mij namelijk om copies van mails waarin ik onder andere zijn analyse over China aanval, hem niet meer op te sturen, want hij kan die “dwaasheden niet meer aan”.
Eigenlijk is het opnemen van het interview met Frank Willems in het nummer 80 van Marxistische Studies een gecontroleerd toelaten van “een reactie op de analyse van Peter Franssen”. Maar uiteindelijk zijn de opvattingen van Frank Willems niet tegengesteld aan die van Peter Franssen. Het is zelfs geen reactie erop in de ogen van Frank Willems zelf.
Frank Willems was niet echt van plan te reageren op de analyse van Peter Franssen. Verder zag hij het weergeven van zijn waarnemingen als “bevoorrecht waarnemer” in een gehouden conferentie en in een interview destijds NIET als een reactie op de analyse van Peter Franssen (niet in de vorm van weerleggingen en ook niet in de vorm van bevestigen van belangrijke punten uit die analyse) Zo mail hij mij (lees hier en hier uitgebreid):
“Je analyse van het werk van Peter heeft zijn verdiensten. …
De gebeurtenissen in China zijn zo wereldschokkend dat het van tijd tot tijd in vraag stellen van onze opvattingen noodzaakt. Wie niet akkoord is met Peter moet maar proberen het beter te doen”
“Een aantal van je stellingen zijn interessant en kan ik onderschrijven. …
Ikzelf heb mijn standpunten uiteen gezet in de conferentie en een interview, voorlopig heb ik geen plannen om officieel te reageren op Peter Franssen, maar misschien komt dat nog.”
“Natuurlijk is China onderdeel van een wereldwijde klassenstrijd, dat betekent echter niet dat je in Belgie geen klassenstrijd kan voeren zonder een duidelijke opinie over China.
Op dit punt wordt ik steeds meer voorzichtig. De Chinese knoop is complex. Het is niet moeilijk China te veroordelen , maar of het juist is , dat is een andere vraag; je kan hier voor bijna elke theorie argumenten pro en contra vinden. Dat is de belangrijkste reden waarom ik me in het debat wat op de vlakte houd; de scheidingslijn tussen juist en verkeerd is vandaag in China erg moeilijk te trekken, en de Chinese Partij is veel meer een strijdtoneel dan men over het algmeen denkt.
De bronnen die je vermeld zijn mijns inziens eenzijdig, ze zien alleen de problemen, niet de successen of de vooruitgang. Ik heb overigens dezelfde kritiek maar omgekeerd dan tegenover P. Franssen.”
Frank Willems vond Peter Franssen dus alleen “wat eenzijdig” in zijn analyse.
Daarom valt Frank Willems zelf niets te verwijten: hij geeft gewoon zijn standpunten, zijn waarnemingen, zijn bedenkingen. Hij werpt zichzelf niet op als iemand die de economische politiek van de CCP aan een marxistische analyse onderwerpt. Hij heeft het volste recht om gewoon empirisch te zijn. Bij Boudewijn Deckers had echter het ontwikkelen van een gelijkaardig empirisme (in 2003), BINNEN de partij BESTREDEN moeten worden. (Op basis van de PARTIJ-TEKSTEN die er waren over het revisionisme en de strijd daartegen)
Maar Marxistische Studies(een initiatief van de PVDA om het marxisme, en de diskussie op marxistische grondslag, toe te passen zeker op evoluties in de internationale communistische beweging) laat nu Frank Willems aan het woord. Daarom moet ik zijn standpunten beschouwen als opvattingen ingenomen op basis van marxistische analyse…. om ze als zodanig ter diskussie stellen of te bekritiseren.
In feite VERDEDIGT Frank Willems, volgens mij, dat de economische politiek van de CCP globaal correct marxistisch verantwoord is, daar waar hij bijvoorbeeld zegt:
“De centrale politiek bestaat erin China te urbaniseren. Zestig procent van de mensen woont nog op het platteland. De regering wil die zo snel mogelijk in steden onderbrengen. Elk jaar daalt het percentage van de rurale bevolking. Jaarlijks trekken vijftien miljoen mensen weg.
Er zijn in totaal 700 miljoen plattelandsbewoners. Meer dan honderd miljoen daarvan zijn geen boeren maar arbeiders, tewerkgesteld in de rurale nijverheid. Lange tijd werd die beschouwd als China’s toekomst. Mao – en na hem Deng – was van mening dat de ontwikkeling van de plattelandsindustrie het levensniveau zou verbeteren. Nu is het parool urbanisatie. De overgrote meerderheid migreert binnen de provincies. China opteert voor de bouw van nieuwe steden van 100.000 mensen op het platteland, in combinatie met de verdere ontwikkeling van de reuzensteden.
(Reden van die voorkeur voor de stedelijke industrie: …) …De rurale nijverheid werkt meestal nog met primitieve technologie. Ze verbruikt veel energie en is vervuilend, er is geen kwaliteitscontrole, de arbeiders werken in slechte sociale omstandigheden enzovoort.
De stedelijke industrie is moderner, zelfs in de kleine bedrijven en ze is geïntegreerd in één economisch systeem. Door deze industrie aan te moedigen wil China ook een oplossing vinden voor een sociaal en zelfs een politiek probleem. Nu ontsnapt de rurale nijverheid aan alle wetgeving inzake veiligheid, hygiëne, milieubescherming en zelfs aan de sociale wetgeving.
China is nog heel erg gedecentraliseerd. De centrale overheid reikt niet verder dan de arrondissementen. Onder dat niveau beslist het dorpsbestuur, ook over de rurale nijverheid. Vaak is er een illegale verstandhouding tussen privé-eigenaars en lokale besturen met corruptie tot gevolg. Zulke wantoestanden halen dikwijls de pers. Denk in dit verband aan de gevaarlijke kleine mijnen op het platteland, aan de milieuschandalen of de recente onthulling van slavernij in de steenbakkerijen.[3]”
In alle opzichten komt het beleid van de CCP sinds 1978 neer op: de wareneconomie te beschermen, uit te breiden, te bevorderen. Daar waar een echt socialistische beleid eruit bestaat[4] om stap voor stap het belang van de wareneconomie juist te verminderen, en zolang ze nog bestaat onder het socialisme onder controle te plaatsen van wat we noemen(en we verwijzen voorlopig naar wat Lenin hierover zegt en Marx hierbij citeert in Staat en Revolutie), “de diktatuur van het proletariaat”. Want kapitalisme is wareneconomie, en wel de uiterst mogelijke ontwikkelde vorm van wareneconomie. En uit wareneconomie in welke vorm dan ook, ZAL OPNIEUW HET KAPITALISME zich ontwikkelen, als men (bijvoorbeeld een socialistische staat als diktatuur van het proletariaat….) niet ingrijpt.
De “centrale politiek die eruit bestaat om China te urbaniseren” is een onderdeel van deze politiek van de CCP sinds 1978. Er wordt een mistgordijn hierover gelegd door tegenover deze “urbanisatiepolitek” te stellen: “Lange tijd werd (de rurale nijverheid) beschouwd als China’s toekomst. Mao – en na hem Deng – was van mening dat de ontwikkeling van de plattelandsindustrie het levensniveau zou verbeteren.”
In feite pleegt Frank Willems, volgens mij, hier een aanslag op het historisch materialisme.
Mao Zedong (en na interne strijd was dat ook het gevoerde beleid van de CCP) wilde na de revolutie, uitgaande van de bestaande situatie (het doorvoeren van de nationaal democratische revolutie), direct overgaan om het socialisme op te bouwen en de diktatuur van het proletariaat te vestigen. Dit houdt in dat de werkende massas (voor het grootste deel dan nog bestaande uit een gedifferentieerde massa van boeren, landbouwproletariaat en de “zelfstandige” of individuele artisanale arbeiders en slechts een relatief klein industrie-proletariaat) in China dit ZELF ter hand moesten (leren) nemen (geleid door de CCP) en ZELF de ervaring en de kennis opbouwen om de “diktatuur van het proletariaat” uit te oefenen, een socialistische staat uit de bouwen en een socialistische planeconomie uit te bouwen.[5] Dit lag aan de grondslag van de “uitbouw van communes”, de campagne “leren van Datchai” en de “Grote Sprong Voorwaarts”. En eigenlijk ook van “de Grote Culturele Revolutie”. En er waren de POSITIEVE resultaten….die door de burgerij (waar de revisionisten déél van uitmaken!) in alle toonaarden worden ontkend of gewoon genegeerd! Rond één punt, namelijk “De Grote Sprong Voorwaarts” schreef ik een aantal artikels, die hier beginnen. Ik zal hier nog concreet verder op terugkomen, in volgende artikels. (eventueel, als het toegestaan is, in de kolommen van Marxistische Studies…..)
De ideologische en politieke middelen van de burgerij
Het is voor de burgerij cruciaal, dat de pogingen tot uitbouw van het communisme, in de vorm van socialistische revolutie in een bepaald land of deel van de wereld, en de pogingen tot uitbouw van een socialistische planeconomie (ten koste van het voorbestaan van het kapitalisme) als “mislukt” voor te stellen of als "onmenselijk" ("onmenselijker" dan welk soort kapitalisme dan ook).
Daarvoor wordt onder andere het volgende gedaan.
De uitbouw van het socialisme wordt in historische stukken verdeeld. En juist die fases van intensievere klassenstrijd of verscherpte afbouw van resten kapitalisme en verregaande pogingen tot uitbouw van socialistische planeconomie, worden uit zijn contekst gelicht[6] om dan juist DIE periode NEGATIEF voor te stellen als een periode die “juist door” de intensere klassenstrijd tegen resten van kapitalisme, “chaotisch” was, waar “de armoede en honger vergrootte” (juist “tengevolge van die verregaande klassenstrijd voor socialisering”). Vervolgens wordt als "schuldige(n)" gebrandmerkt, de belangrijkste woordvoerder, partijleider, of door het volk erkende politiek leider, als zijnde "eigenmachtig", "diktatoriaal" en "verregaand repressief" wordt gebrandmerkt.
Verschillende elementen uit de burgerij doen dit op verschillende manieren en spelen hierin hun opgelegde of zelfgekozen rol.
Mensen met een "fascistische" ideologie en die met een "reformistische" ideologie vinden elkaar zo in het standpunt van "het failliet van het marxisme". “inkse" reformisten proberen zich dan te profileren door de fascistische ideologie en het marxisme " op gelijke voet te stellen" omdat die leidden naar “gelijkaardige elitaire maatschappij” en vormen van "imperialisme" en “strakke partijopvattingen” en “repressieve maatschappijordeningen”.
Revisionisten ZIJN de burgerij BINNEN de organisatie van revolutionairen
Die burgerlijke elementen die ik bestempel als "revisionisten", zijn degenen die zich "communist" noemen en "marxist", maar dezelfde burgerlijke ideologie verkondigen en verdedigen, maar dan in de vorm van marxistische fraseologie. Zij hebben een grote encyclopedische kennis van de werken van Marx, Engels, Stalin, Lenin, Mao Zedong…., en kunnen altijd citaten vinden waarmee zij de marxistische en revolutionaire inhoud van hun eigen opvattingen "aantonen".
Zo is de gehele burgerij (inclusief de “revisionisten”)het eens (en zij propageert die opvattingen actief) over wat algemeen aanvaard wordt als de periode van "de Grote Sprong Voorwaarts" en "de Culturele Revolutie" in China.
Voor de gehele burgerij (inclusief de revisionisten) - en dit propageert zij ook (ieder naargelang zijn "doelpubliek", op aangepaste wijze) - "bewijzen " ‘De Grote Sprong Voorwaarts (GSV)’ en ‘de Culturele Revolutie (CR)’ dat het kapitalisme superieur is aan het communisme en dat het kapitalisme maar best "hersteld" wordt onder het socialisme.
De revisionisten binnen de burgerij richtten zich op degenen die revolteren tegen het imperialisme en die zich antikapitalistisch beginnen opstellen en de noodzaak van uitbouw van het socialisme ontdekken. Die revisionisten kunnen niet anders dan de GSV en de CR voorstellen als weliswaar "goedbedoeld" maar toch "hoofdzakelijk fout". De globale lijn die gehanteerd wordt in de GSV en de CR "maakt fouten tegen de toepassing van het marxisme" en is "gauchistisch", "dogmatisch" en wordt in feite “er doorgedrukt en opgelegd aan de bevolking en ook aan de communistische partij” door de belangrijkste woordvoerder, partijleider, of door het volk erkend leider. In China is dat dan Mao Zedong. In de USSR, bijvoorbeeld tegenover de "mislukte of eigenlijk niet gewilde collectivisatie" is dat Stalin.
De "fouten in de praktijk" worden gelegd bij "weliswaar beperkte maar toch ernstige fouten" in analyse of standpunten vàn een Mao Zedong of vàn een Stalin. Hieraan ontleent dan weer de onderlegde revisionist zijn autoriteit inzake het citeren van Mao Zedong en Stalin. HIJ bepaalt zo de opvatting die de beginnende marxisten en communisten moeten hebben over de "marxistische juistheid" en de "foute opvatting en analyse" bij bijvoorbeeld Mao Zedong en Stalin.
In feite wordt men afgehouden tot het zelfstandig verwerven van kennis over de historische concrete situatie of probleem of conflict waar op dat moment bijvoorbeeld Mao Zedong of Stalin een concrete analyse maken waaruit zij dat héél concrete besluiten trekken die in de eerste plaats gaan over die concrete situatie of dat concreet probleem of concflict. Het is mogelijk, doordat men kennis kan verwerven over de geschiedenis NA die concrete situatie, dat men een oordeel kan vellen over de analyse van een Mao of een Stalin…. en de revisionisten willen verhinderen dat men de GOEDE resultaten zou vinden die de JUISTHEID van een Mao of een Stalin bewijzen. Maar de echte communisten en marxisten moeten beseffen: door een materialistische studie van de concrete geschiedenis kan men de correcte feiten echter vinden en ken men een echte marxistische analyse maken. Ik heb dit zelf ook al geprobeerd (lees hier een eerste weerlegging van het revisionisme van Peter Franssen) Ik heb dit vroeger, BINNEN de partij dit geprobeerd (bijvoorbeeld hier rond de Grote Sprong Voorwaarts) En hier probeer ik het revisionisme te analyseren zoals dit vanaf 2004 de leiding van de PVDA beheerst.(deel 2 van DIE analyse gaat hier verder)
Zo ontmaskeren personen zoals Boudewijn Deckers en een Peter Franssen, maar ook een Herwig Lerouge zich als (weliswaar encyclopedisch stevig onderlegde) revisionisten in hun analyse en besluiten die zij trekken over "de periode van de Grote Sprong Voorwaarts" en over "de Culturele Revolutie".
Ofwel leggen zij de leden van de PVDA, als nationaal kader, een "verplichte" revisionistische opvatting op over revolutie, klassenstrijd onder het socialisme en de opbouw van het socialisme. In dat geval gaan zij in TEGEN vroegere collectief ingenomen standpunten op PVDA-congressen.
Ofwel zijn het "persoonlijke"opvattingen, weliswaar als zelf verklaarde "communist" of "marxist" maar dan toch in de functie van Nationaal kader. In dat geval staan die opvattingen diametraal tegenover de opvattingen en analyse die Ludo Martens in zijn functie als voorziter maakte en zijn die opvattingen tegengesteld aan de besluiten van het Vierde Congres van de PVDA.
Mijn argumenten tegenover vooral Boudewijn Deckers staan bijvoorbeeld hier. De tegenstelling tussen de opvattingen van Boudewijn Deckers, Peter Franssen - ondersteunt door Herwig Lerouge- , met die van voormalig PVDA-voorzitter Ludo Martens zal ik nog in volgende komende artikels bespreken. De opvattingen van Ludo MArtens (hier te lezen) zet ik reeds duidelijk tegenover die van Boudewijn Deckers (hier te lezen).
Aan de leden van de PVDA en de zich echt marxistisch of communistisch beschouwende militanten, al dan niet lid van de PVDA is het dan… om practische besluiten te trekken: gaande van mogelijke politieke en ideologische strijd BINNEN de PVDA tot een mogelijke hergroepering van communisten.
Geeft Frank Willems, voor Herwig en Boudewijn dan toch, een “betere” bevestiging van Boudewijns “marxistische analyse”?
Uiteindelijk sluit hetgeen Frank Willems zegt beter aan bij de analyse zoals Boudewijn Deckers ze maakt, dan bij hetgeen Peter Franssen.”analiseert”.
Boudewijn Deckers weigert het revisionisme op te sporen, bloot te leggen en te weerleggen. Hoe zou hij? Hij is de meest onderlegde revisionist binnen de PVDA! Hij leidt de aandacht af naar de diskussie: “Is China (nog) socialistisch of is het (opnieuw) kapitalistisch?” En DIE vraag “mag” Frank Willems, als “China-kenner” beantwoorden, omdat hij in zijn antwoord, IN FEITE, de analyse van Boudewijn Deckers “bevestigt”. De persoonlijke bedenkingen van Frank Willems komen overeen met de “bedenkingen” die Boudewijn Deckers geeft als geruststelling aan partijleden, dat hij als kader van een communistische partij, de evolutie in China nabij zal volgen en het moment zal registreren wanneer China zou “kantelen”. En uiteindelijk suggereert Frank, dat de lijn van Deng Xiaoping “best wel eens marxistisch verantwoord zou kunnen zijn”. En DAT is wat Boudewijn Deckers de bezorgde partijleden juist wil voor houden.
Uit het interview met Frank Willems:
“ Onze media stellen China voor als een kapitalistisch land. Hoe denk jij daarover?
Frank Willems. Ik denk niet dat China vandaag kapitalistisch is. De communistische partij is aan de macht, alle belangrijke grote bedrijven zijn van de staat. Deze heeft dus nog altijd de middelen om de economie bij te sturen in de richting die de communisten willen. Die sterke hand van de staat verklaart trouwens ook het economische succes van China.
Is het land dan socialistisch?
Frank Willems. Als je het klassieke socialisme bedoelt, zoals we dat gekend hebben in de Sovjet-Unie en in Oost-Europa, dan is China niet socialistisch. De staatsbedrijven maken vandaag hooguit een derde van de economie uit. De planeconomie is officieel afgeschaft. Er blijft wel een flinke scheut overheidsingrijpen maar die wordt niet ‘plan’ genoemd. Zelf spreken zij van ‘de eerste fase van het socialisme’ of ook wel van ‘het socialisme op zijn Chinees’ omdat het iets is dat nog nooit bestaan heeft.
Hun redenering is de volgende: ‘Wij lopen achter op de ontwikkelde wereld. Wij zijn bereid in een eerste fase een deel van onze principes opzij te schuiven voor een snelle economische ontwikkeling. Wij laten tot op zeker hoogte de economie over aan particuliere bedrijven, maar niet alles.’ De heroriëntatie van 2002 was de allereerste bijsturing van dit beleid. Maar ook de nieuwe regering stelt de ‘markteconomie’ niet in vraag.
Zelf zeggen zij dat dit allemaal tijdelijk is, maar die eerste fase zal in hun ogen wel minstens 100 jaar duren. Het zou wel eens kunnen dat de communistische partij onderweg het socialisme ‘vergeet’, of dat de nieuwe bourgeoisie de communisten van de macht stoot. Er zijn risico’s aan verbonden en een evolutie in de richting van het socialisme is verre van zeker. …
Hoe zie jij de politieke evolutie van de Communistische Partij van China in de nabije toekomst?
Frank Willems. Er zijn al belangrijke kapitalisten lid geworden van de CPC. Dat is een tweesnijdend zwaard: ongetwijfeld voorkomt het dat de kapitalisten een eigen partij oprichten en het is zeker waar dat je ze binnen de partij beter kunt controleren. Anderzijds is het een belangrijke steun voor die krachten binnen de CPC die al lang voorstander zijn van een overgang naar het kapitalisme. Niemand kan voorspellen hoe die tegenstelling zich zal ontwikkelen. …
Welke zijn de uitdagingen voor de Chinese economie?
Frank Willems. Als China in een economische crisis terechtkomt, dan zal dat onmiddellijk politieke gevolgen hebben. Dat heeft vooral te maken met de integratie van het land in de kapitalistische wereldeconomie. … De uitbreiding van de binnenlandse markt zal onvoldoende de gevolgen kunnen opvangen.
China beschikt over 1.200 miljard buitenlandse deviezenreserves, vooral in dollars. Als die munt een zware klap krijgt, wordt het land meteen een stuk armer. …… Bij een beurscrash is de Chinese staat één van de grote verliezers. …
Uitdagingen genoeg dus, maar zie je ook sterke kanten?
Frank Willems. Natuurlijk, wie zich blindstaart op de problemen kan onmogelijk de verbluffende groei verklaren. De Chinese regering is een sterke factor. …
De strategie wordt pragmatisch uitgestippeld volgens het principe van Deng: ‘de rivier oversteken door van steen naar steen te stappen’, dit wil zeggen dingen op beperkte schaal uitproberen, veralgemenen wat goed werkt en bijsturen wanneer de problemen duidelijk worden. Het lijkt ons, westerlingen, theoretische basis te missen, maar tot nu toe werkt het.[7]”
[1] OPM: Peter Franssen bestempelt Mao als een gauchist die terugkomt op vroegere standpunten van hemzelf en op besluiten die het 8 congres (dus inclusief Mao) zou genomen. Echter de voorzitter van de PVDA, Ludo Martens beoordeelt de VROEGERE standpunten van Mao en de CCP juist als niet helemaal correct en de LATERE standpunten van Mao zedong in de jaren 1956-56 correcter, scherper en juister…. Zal Ludo Martens in een eventueel In Memoriam later door een Peter Franssen of een Boudewijn Deckers bestempeld worden als “een groot marxist-leninist die op het laatst enkele “gauchistische” fouten maakte?
[2] Zeker als dat ingeleid wordt met: “Frank Willems is actief lid van de Vereniging België-China en volgt al 25 jaar de gebeurtenissen in dat land. Hij werkte vroeger als kaderlid in de sector van de economische en handelsrelaties en bezocht China meer dan 40 keer. Na zijn pensionering is hij naar China vertrokken om er zijn theoretische kennis te toetsen aan de praktijk door te leven onder de Chinezen. Hij woont nu al een jaar in Shenyang. We strikten hem voor een gesprek tijdens een korte vakantie in België.”
[3] “ Als een Chinees onder de Chinezen - Interview van DIRK NIMMEGEERS met Frank Willems, een China-kenner met een kritische kijk”, Marxistische Studies nummer 80,
[4] Lees Stalin in “Economische problemen van socialisme in de USSR”. Hoewel Mao Zedong opmerkingen heeft over deze analyse, verdedigt hij zelf ook de essentie van Stalins analyse. (zoals ook Ludo Martens) Deng Xiaoping, Liu Chaochi en mét hen Boudewijn Deckers en Peter Franssen BESTRIJDEN Mao Zedong (en dus ook Stalin) juist OP DIT PUNT.
[5] OP DIT PUNT waren Lenin, Stalin én Mao Zedong consequente marxisten die ieder gebruik maakte van de ervaringen en de analyse die hun voorganger ooit maakte.(Marx ->Lenin->Stalin->Mao)
[6] Dus METAFYSISCH op zichzelf, min of meer geïsoleerd, beschouwd!
[7] “ Als een Chinees onder de Chinezen - Interview van DIRK NIMMEGEERS met Frank Willems, een China-kenner met een kritische kijk”, Marxistische Studies nummer 80,
Geen opmerkingen:
Een reactie posten