vrijdag 6 juni 2008

Debat over China. Mogelijk voor PVDA?(3)

Boudewijn Deckers is nationaal kader (historisch “no 2 in de partij”) van de PVDA sinds haar ontstaan. Zijn analyse over China moet als vorming dienen voor de partijleden, en de interne eenheid bevorderen inzake standpunten “naar buiten” toe. Hij was lid van verschillende delegaties naar China en als “nationaal kader voor internationale betrekkingen” woordvoerder van de PVDA in China. Zijn schijnbare, wellicht BEWUST geformuleerde “héél genuanceerde standpunten” over het socialisme in China[1], maken een breuk met de partijstandpunten van de PVDA over de opbouw van het socialisme in China, politieke ontwikkelingen in de CCP, kritische opstelling over revisionistische ontwikkelingen. In de onderstaande stukken van zijn analyse heb ik bepaalde stukken in vet-italic gezet.. Daar ontwikkeld hij standpunten die breken met de standpunten collectief ingenomen op het vierde congres van de PVDA én de analyses die Ludo Martens - tot voor kort nog de voorzitter van de PVDA - maakte, die juist een verdere uitwerking waren van die congresbesluiten.
Dus hieronder Boudewijn Deckers over China:

China kende de voorbije dertig jaar grondige hervormingen. Leidt dat niet tot een afwijking van het socialisme?
Na de overwinning van de revolutie in 1949 haalden de geleidelijke collectivisering van de landbouw, de nationalisatie van de industrie en de planeconomie China uit zijn uiterst achterlijke toestand, althans tot op bepaalde hoogte. In twee decennia tijd maakte het land een onmetelijke vooruitgang mee.
Begin jaren ’80 vond de Chinese Communistische Partij dat een versnelde ontwikkeling van de economie, die ze absoluut noodzakelijk achtte, onmogelijk te rijmen viel met de strikte principes van de collectivisering die tot dan toe heersten, ook al hadden die China stevige fundamenten gegeven.
…Wij kunnen onmogelijk alle aspecten van deze kwestie beoordelen.
Wij weten niet waarom de ervaring van de industrialisatie, de collectivisering en de centrale planeconomie van de jaren ’30 in de Sovjetunie niet op een of andere manier van toepassing zou zijn voor China vandaag. We kunnen evenmin een volledige balans maken van de hele Chinese ervaring tot eind de jaren ’70, noch de latere trouwens. ..

Volgens Deng Xiaoping en andere belangrijke Chinese leiders had de CPC etappes willen overslaan, met een snelle, grootschalige collectivisering die niet overeenstemde met de achterlijke situatie van de productiekrachten. De socialistische collectivisering vereist een materiële basis, namelijk een omvangrijke industriële productie en een gemechaniseerde landbouw.
… In … de Grote Culturele Revolutie (1966-1976)…zijn belangrijke fouten gemaakt … in China zelf. Volgens de Chinese leiders vormde die periode het hoogtepunt van een voluntaristische en gauchistische politiek, die gepaard ging met verkeerde opvattingen van egalitarisme, een ontkenning van de slagzin van het socialisme “ieder naar zijn werk”. Er ging in die periode ook overdreven veel aandacht en energie naar de klassenstrijd terwijl de prioriteit onder het socialisme globaal genomen moet gaan naar de ontwikkeling van de economie. …
Eerst moedigde China een decollectivisering aan op het platteland. De grond bleef wel eigendom van de staat of van de gemeenschap. De privé-productie ontwikkelde zich snel. …
In 1983 besloot de CPC4 dat de hoofdtegenstelling in China lag tussen de groeiende noden van het volk en de achterstand van de productiekrachten. In 1989 lanceerde de CPC5 een politiek van hervormingen en opening op de buitenwereld.

De CPC lijkt ons echt wel verenigd rond de huidige hervormingspolitiek. …
Volgens de analyse van de CPC zit China vandaag in de beginfase van het socialisme en dat zal zo nog tientallen jaren duren, misschien wel tot het eind van deze eeuw. In heel deze periode moet de nadruk liggen op de ontwikkeling van de productiekrachten, want die zijn compleet achterop. Die oriëntatie vertaalt zich in de politiek van hervormingen, die de CPC “socialisme op zijn Chinees” noemt.
China stapte ook af van de planeconomie zoals die de eerste decennia was toegepast. Die was zo detaillistisch dat ze juist niét tegemoet kon komen aan de reële noden. “In de feiten moest je vroeger vaak in de file staan voor winkels waar ze de dingen die je nodig had niét hadden. Dat probleem is nu grotendeels opgelost.” Het invoeren van een regulerende markt en van de concurrentie om aan te sporen tot een betere en efficiëntere productie: ook dat gebeurt volgens de idee dat er een kapitalistische markt is en een socialistische markt.
In 1989, na de gebeurtenissen van Tien An Men, hadden we de indruk dat het kapitalisme tamelijk wild om zich heen greep en het hoofdaspect dreigde te worden in China.[2] Maar vandaag beschikt de socialistische staat over steeds meer wetten en reglementen om de ontwikkeling van de kapitalistische bedrijven goed te controleren en te oriënteren naar een gemengde economie. ….
Officieel bestaat er in China geen klasse van kapitalisten, ondanks de privatiseringen. Dat lijkt ons niet correct.… We hebben de indruk dat de expansiemogelijkheden van een systeem dat in de feiten kapitalistisch is, overschat worden. Men gaat voorbij aan de wetten van het kapitalisme en de werkelijkheid van het kapitalisme. …

Hoe is het mogelijk dat nu ook kapitalisten lid kunnen worden van de communistische partij in China?
Jiang Zemin heeft de theorie ontwikkeld over de ‘drie vertegenwoordigingen’ en de CPC beschouwt die als een verlengstuk van het marxisme-leninisme, de gedachte Mao Zedong en de theorie van Deng Xiaoping.
In het buitenland onthoudt men maar één aspect van die theorie, namelijk dat kapitalisten voortaan lid mogen zijn van de Communistische Partij. Maar dat is een simplistische vervalsing.
Wat zijn die ‘drie vertegenwoordigingen’? De vereisten van de ontwikkeling van de geavanceerde productiekrachten, de oriëntatie van de geavanceerde Chinese cultuur en de belangen van de overgrote meerderheid van de Chinese bevolking. ... Samengevat luidt de theorie als volgt.

Deze theorie zet de macht van de CPC in een nieuw daglicht: de CCP moet de voorhoede vormen van haar tijd, ze moet de kern vormen van het Chinese volk, de leidende kern van de modernisering van China.
Ze heeft het bewustzijn versterkt van de risico’s die gepaard gaan met de macht. Historische ervaringen tonen aan dat naarmate je langer aan de macht blijft, het risico om afgesneden te geraken van het volk groter wordt.
De CPC heeft dan ook voorgesteld om haar massabasis te verruimen
. …“tot de partij … toelaten al wie de statuten van de CPC erkent en het programma aanvaardt, en van wie de massa’s oordelen dat ze lid kunnen worden; dat na twee jaar stage in de partij en op voorwaarde dat ze voldoen aan nog tal van andere criteria.”
De theorie over de opbouw van de partij stelt criteria op waarmee je kunt vaststellen of een partij progressief is of niet. Het aantal leden van arbeidersafkomst binnen de CPC is geen beslissend criterium. Je moet vasthouden aan het marxisme, dat moet het leidend programma zijn van de partij. Je moet kijken of de partij de belangen van het grootst mogelijke deel van de bevolking vertegenwoordigt en of ze een correcte oriëntatie geeft aan de maatschappelijke ontwikkeling. Als we willen dat de partij aan de spits blijft van de technologische ontwikkelingen, dan moeten we de toetreding aanmoedigen van diegenen die de technologie beheersen. …

Ons vertrouwen in de CPC is gebaseerd op de verwezenlijkingen van vroeger en nu. …
Dit vertrouwen is ook gebaseerd op de rectificaties waar de CPC aan werkt of die ze aankondigt. …
Het lijkt erop dat men de strijd tegen de corruptie en andere negatieve aspecten die de CPC en de socialistische staat aanvreten sinds de hervorming, steeds ernstiger neemt. …

Het 16e Congres onderstreepte de noodzaak van de studie van het marxisme-leninisme en de gedachte Mao Zedong (en de theorieën van Deng Xiaoping en Jiang Zemin). De toekomst zal uitwijzen of er concrete maatregelen werden genomen om een grondige studie van het marxisme-leninisme te organiseren op een voldoende ruime schaal.
Volgens sommige… Chinese kameraden… is het socialisme precies de gemengde economie van vandaag. Er is geen groot verschil, zeggen zij, tussen de kapitalistische en de socialistische economie: het verschil ligt hem in de staat die geleid wordt door de CPC. Het gaat dus niet om een tijdelijke politiek, beperkt tot de beginfase van het socialisme maar om een permanent beleid.
Andere kameraden leggen dan weer de nadruk op het einddoel, namelijk dat het geheel van de productiemiddelen (opnieuw) eigendom wordt van de staat, ook al is dat vandaag niet het hoofdprobleem. Nog anderen zeggen dat ze het niet weten, dat de CPC er altijd al in geslaagd is een balans op te maken van de ervaringen en dat ze dat met de hervormingen ook zal doen maar nu is het daarvoor nog te vroeg.
We hebben onze vrees geuit dat zonder een klare oriëntatie op lange termijn het kapitalistisch aspect van de economie steeds verder tot ontwikkeling zal komen, terwijl de burgerlijke ideologie onophoudelijk terrein kan winnen.
Uit de discussies die we hadden met hoge partijverantwoordelijken, kunnen we besluiten dat China er zich perfect van bewust is hét strategisch doelwit te zijn van de Verenigde Staten. Niet omdat het land een militaire bedreiging vormt voor de Amerikaanse supermacht. China houdt zich strikt aan de principes van de vreedzame coëxistentie tussen landen met verschillende systemen. …De handel van de Oost- en Zuidoost-Aziatische landen met China neemt voortdurend toe, ten nadele van de handel met de VS. China is nu al de eerste handelspartner van de Republiek Korea (Zuid-Korea), wat toch wel veel zegt over het verlies aan invloed van de Amerikaanse supermacht in Azië. Tegelijk verhoogt het socialistische China zijn politiek prestige in Azië en in heel de derde wereld.
Dat alles neemt niet weg dat het bruto binnenlands product van China nog altijd maar 10 procent bedraagt van dat van de VS, hoewel de bevolking vijf keer groter is. China zal nog een aantal jaren Amerikaanse investeringen nodig hebben. Zijn militaire slagkracht is veel kleiner dan die van de VS. China heeft absoluut een vreedzame omgeving nodig om haar economische ontwikkeling aan te houden, wat trouwens ook een basis is voor het opdrijven van zijn defensie.
China verzet zich natuurlijk tegen de oorlogszuchtige politiek van Washington. … Maar in de Veiligheidsraad zal China zelden verder gaan dan Frankrijk en Duitsland, toch veel machtiger rivalen van de VS. China wil geen duivels oproepen die het nu (nog) niet kan bezweren. … Ondertussen pleit de Volksrepubliek telkens weer voor een hervorming van de internationale instellingen zoals de Verenigde Naties: ze vraagt een democratisering zodat de derde wereld er zijn standpunten en belangen naar behoren zou kunnen verdedigen.”

Boudewijn Deckers is een gewiekst en doelgericht revisionist.
Eigenlijk erkent Boudewijn Deckers nergens ondubbelzinnig wél of niét het autentiek marxistische van de analyse die de CCP-kaders in 1978 maakten ter verantwoording van hun economische politiek. Hij fomuleert geen ondubbelzinnge oordeel over wel of geen noodzaak van strijd tegen het revisionisme in de communistishe beweging. Hij geeft gewoon “een verslag van de waarnemingen die hij deed op zijn bezoek in China.” In ieder geval is hij hier dus eerder empiristisch dan marxistisch… Maar tegelijk hij zet het licht op groen voor een uitgewerkte revisionistische analyse over “de uitbouw van het socialisme in China” door mede-kader Peter Franssen. Het gezag van Boudewijn (in 2003) geven een “autentiek marxistisch” karakter aan de analyse van Peter Franssen. En bij Peter Franssen staat er blijkbaar geen maat op, hij is duidelijk minder subtiel dan expert-revisionist Boudewijn Deckers…. Daarom dat er blijkbaar meer reacties zijn gekomen op de analyse van Peter Franssen dan indertijd op die van Boudewijn Decers, ook van binnen uit de PVDA. Zo voelde Herwig Lerouge zich wel verplicht om aan te kondigen dat in een volgend nummer van Marxistische Studies de reacties op het artikel van Peter Franssen zouden worden opgenomen.
Toch meen ik uit de analyse die Boudewijn Deckers maakte in 2003 dat hij de “Grote Sprong Voorwaarts” en “De Culturele Revolutie” globaal als fout beoordeeld. Hij formuleert wel héél wazig, met de voor hem kenmerkende slag om de arm:

“… Begin jaren ’80 vond de Chinese Communistische Partij dat een versnelde ontwikkeling van de economie, die ze absoluut noodzakelijk achtte, onmogelijk te rijmen viel met de strikte principes van de collectivisering die tot dan toe heersten, …Wij kunnen onmogelijk alle aspecten van deze kwestie beoordelen. …
Volgens Deng Xiaoping en andere belangrijke Chinese leiders had de CPC etappes willen overslaan, met een snelle, grootschalige collectivisering die niet overeenstemde met de achterlijke situatie van de productiekrachten.
In … de Grote Culturele Revolutie (1966-1976)…zijn belangrijke fouten gemaakt … in China zelf. Volgens de Chinese leiders vormde die periode het hoogtepunt van een voluntaristische en gauchistische politiek, die gepaard ging met verkeerde opvattingen van egalitarisme, een ontkenning van de slagzin van het socialisme “ieder naar zijn werk”. Er ging in die periode ook overdreven veel aandacht en energie naar de klassenstrijd terwijl de prioriteit onder het socialisme globaal genomen moet gaan naar de ontwikkeling van de economie.”

Boudewijn zegt zonder commentaar of weerwoord :” Volgens de analyse van de CPC zit China vandaag in de beginfase van het socialisme en dat zal zo nog tientallen jaren duren, misschien wel tot het eind van deze eeuw. In heel deze periode moet de nadruk liggen op de ontwikkeling van de productiekrachten, want die zijn compleet achterop. Die oriëntatie vertaalt zich in de politiek van hervormingen, die de CPC “socialisme op zijn Chinees” noemt.”
Dus eigenlijk erkent hij als zijnde marxistisch de terugkeer naar de situatie in de fase van de burgelijke demokratische revolutie zoals Liu Chaochi dat in feite verdedigde en die de huidige leiding omschrijft als “eerste etappe van het socialisme”.
Hoe misleidend Boudewijn Deckers is, wordt duidelijk waar Peter Franssen (in Marxistische Studies no 78,2007) de basis van Boudewijn’s analyse gebruikt om het revisionisme in de CCP te bestempelen als autentiek marxistisch.
Boudewijn doet het subtieler, maar Peter Franssen doet het duidelijker: de vroegere teksten van Mao Zedong waarin volgens Ludo Martens niet scherp genoeg het gevaar van het revisionisme onderkend wordt en waar het gevaar om te blijven steken in de nationaal democratische revolutie volgens hem niet genoeg onderkend wordt, zijn voor hen de “correcte, marxistische en revolutionaire analyses”. Volgens Boudewijn, hierin gevolgd door Peter Franssen, neemt Mao latergauchistische” standpunten in die tegen zijn vroegere correcte standpunten ingaan.
Ludo Martens zegt dat op basis van de vroegere standpunten van Mao Zedong er wellicht opportunisme en revisionisme is kunnen binnensluipen in de CCP en dat de latere analyses van Mao Zedong dit gevaar correcter onderkende en analyseerde.
De standpunten van Boudewijn Deckers en Peter Franssen, zijn vergelijkbaar met diegenen in de CCP die door Ludo Martens bestempeld worden ondermeer als “burgerlijjk nationalistisch”. In die standpunten ziet Ludo Martens duidelijk het gevaar voor revisionisme.
In een volgend artikel (hier te lezen) staat allereerst mijn reactie die ik begin 2004 formuleerde op zijn analyse in Marxistische Studies. Hij reageerde met een mail. Ik geef die ook weer, evenals mijn reactie op zijn mail.
De globale bespreking die ik maakte van zijn analyse in 2003( inclusief die mails) en ook nog daarbij een reactie op een artikelenreeks van Peter Franssen over China in Solidair kun je hier lezen.



[1] Marxistische Studies no 64, Publicatiedatum: 2003-11-01,“Vragen over de ontwikkeling van het socialisme in de Chinese Volksrepubliek”, Boudewijn Deckers. Een delegatie van het Centraal Comité van de Partij van de Arbeid van België (PVDA) was van 16 tot 25 februari 2003 in China, op uitnodiging van de Communistische Partij van China (CPC). Boudewijn Deckers, verantwoordelijk voor de Internationale Betrekkingen van de PVDA, leidde de delegatie.

[2] Ludo Martens, Solidair, nr. 23, 7 juni 1989.

Geen opmerkingen: