zaterdag 17 mei 2008

Wat was mei '68? (deel 3)

Wat is het échte bilan van mei 68?
Doorheen het massaprotest, de momenten van gezamelijke strijd tussen studenten en arbeiders, de aanwezigheid van studenten in momenten van klassenstrijd van de arbeiders, de internationale contacten, de lectuur en studie van marxistische werken doet bij een deel van de leidende kern binnen die studentenbeweging het besef groeien dat de actuele maatschappij een kapitalistische maatschappij is in haar laatste imperialistisch stadium. Afgezien van tijdelijke, beperkende en (mondiaal gezien) zeer plaatselijke "verbeteringen" biedt het kapitalisme aan de mensheid geen uitkomst meer: het kapitalisme moet bestreden worden, de revolutie gemaakt en het socialisme uitgebouwd. De belangen van de arbeidersklasse zijn tegengesteld aan die van de kapitalisten, die het kapitalisme willen behouden, de winsten maximaliseren, de concurrentie voeren en de uitbuitingsgraad steeds verder opdrijven. Alle strijd om verbeteringen, meer democratie en hervormingen moet zich verbinden met de strijd van de arbeidersklasse, die zélf van een strijd voor meer loon, betere werkvoorwaarden, tegen afbouw van werkplaatsen en sociale verworvenheden een strijd tegen het kapitalisme en haar staat (in haar concrete en dan actuele ontwikkelingsstadium) moet worden. De massa van de arbeiders (en alle lagen van de bevolking die zich met hen verbindt) moet georganiseerd worden in één grote massastrijdorganisatie die de omverwerping van het kapitalisme en de uitbouw van het socialisme als inzet hebben.
Voor dit alles, moeten de voorhoede-elementen van de arbeidersklasse zich organiseren in een revolutionaire voorhoede-organisatie. Intelectuelen en andere mensen afkomstig van de burgerij en kleinburgerij die wellicht vroeger dan veel voorhoede-elementen binnen de arbeidersklasse tot dit besef zijn gekomen en willen bijdragen in de uitbouw van de voorhoede-organisatie van de arbeidersklasse MOETEN ZELF ZICH INTEGREREN IN DE ARBEIDERSKLASSE.
Laten we enkele stukken lezen uit "Een kwarteeuw mei '68", (EPO) dat nu nog altijd "aanbevolen lectuur" en te koop op de website van de PVDA (stukken in vet cursief door mij benadrukt):

"Een debat, eind '69, in de Gentse Blandijn. …Waarrond draait het?
Sinds de maartbeweging wordt het centraal thema veelvuldig besproken: 'Om echt revolutionar te zijn, moeten wij erin slagen ons met de arbeiders te verbinden'. Tijdens een algemene textielstaking in het Gentse gingen een zeventigtal studenten s'nachts postvatten bij de stakingspiketten. Één ordewoord begint zich een weg te banen: in de fabriek gaan werken en leren communistisch werk verrichten onder de arbeiders….
Mandel brengt (hiertegen) twee stellingen naar voren: "Onze vrienden maoïsten begaan de fout van het populisme, bij gebrek aan kennis van de geschiedenis van de arbeidersbeweging; zij leven met de waangedachte dat zij het zuivere socialisme zullen vernemen uit de mond van de arbeider aan de fabriekspoort (…) Onze vrienden maoïsten hebben hun katholieke indoctrinatie niet kunnen afwerpen, zij hebben wroeging omdat zij geen proletarieërs zijn; ze willen nu aan apostolaat doen, zelfkastijding en boete verrichten door in de fabriek te gaan werken."…

'In de fabriek gaan werken is zelfkastijding, boete.' Mandel zegt tot jonge linkse intellectuelen: behoud uw privileges en ook de mentaliteit van de intellectuele kleinburgerij; je kan een vrij gemakkelijk leven leiden als leraar, advokaat en aangenaam intellectueel werk verrichten, waarmee je nog veel geld verdient ook; de maoïsten willen u echter een schuldcomplex bijbrengen, u verplichten tot zelfkastijding onder de vorm van fabriekswerk…
De studie van het werk van Mao Tsetoeng had ons geleerd dat wij vóór alles de beslissende vraag moesten oplossen: wie dienen, voor welke klasse werken? Werken voor het proletariaat is een bewuste en moeilijke keuze. Als intellectuelen zijn wij een deel van de kleinburgerij en onze spontane neging drijft ons naar milieus waar veel intellectuelen samenzijn; ondanks alle linkse woorden werken wij dan in feite voor de klasse van de kleinburgerij….
Wie dienen? Het is de vraag naar een langdurig en volledig engagement voor één bepaalde klasse: de arbeidersklasse….

Het volstaat de geschiedenis van één grote revolutie te lezen, om te beseffen dat de bourgeoisie aan de arbeidersklasse van heel Europa een zee van miserie en bloed in het voorutzicht stelt. Elke revolutie leert ons verder dat in de periodes van de meest zwarte terreur, alléén de arbeidersklasse de nodige taaiheid en heldhaftigheid kan opbrengen. Voor elke revolutionaie intellectueel stelt zich de vraag of hij, niet voor één, twee, drie jaar, maar voor de rest van zijn leven voor die éne klasse wil werken. Om dit besluit te nemen en door te voeren, moet elke intellectueel 'zich pijn doen', hij moet een strijd ondernemen om zichzelf op te vormen; het werken in de fabriek kan hier een voornaam onderdeel van zijn.
Het tweede argument van Mandel: 'Ge vindt het socialisme niet aan de fabriekspoort, socialisme eist wetenschappelijk werk.'…
Marx moest reeds in zijn tijd afrekenen met burgerlijke lieden die zogezegde 'wetenschappelijke' pretenties ten toon spreiden. Marx en Engels schreven in 1879:
"Waneer dexe individuen die van andere klassen komen, de proletarische beweging vervoegen, moet men vóór alles eisen dat zij géén overblijfselen van hun burgerlijke, kleinburgerlijke en andere vooroordelen meebrengen, maar dat ze zich de proletarische opvattingen zonder voorbehoud eigen maken." "Zij proberen de socialistische ideeën die ze oppervlakkig hebben opgenomen, in harmonie te brengen met de meest verscheiden theorieën die deze heren hebben meegebracht van de universiteit of van elders." "In plaats van te beginnen met een ernstige studie van de nieuwe wetenschap, geeft iedereen er de voorkeur aan haar te corrigeren met het doel haar te doen overeenstemmen met de ideeën die hij heeft opgedaan; in een handomdraai fabriceert hij zijn eigen kleine privé-wetenschap met de geafficheerde pretentie om die aan de anderen te onderwijzen." ( Brief aan Bebel, Liebknecht…; 17-
18 september 1879) ….
Een tweede punt: vanwaar die minachting voor de fabriekspoort en het fabriekswerk? De manier waarop men het marxisme begrijpt is afhankelijk van de klassepositie waarin men zich bevindt. Voor de intellectueel is het nodig dat hij leert van de arbeiders: door het werk in de fabriek, door deelname aan stakingen, door langdurige samenwerking met arbeiders, het is een absolute voorwaarde om het marxisme correct te kunnen begrijpen. Als Mandel, met de ogen van een bourgeois Wat te doen leest, komt hij tot het besluit dat intellectuelen niet in de fabriek moeten werken. De SVB-studenten hadden ditzelfde werk gestudeerd, maar zij haalden eruit dat de voorhoede-arbeiders de stevigste peilers zijn van een communistische partij en dat men er alles aan moet voor doen om dergelijke arbeiders op het wetenschappelijke, socialistische peil van de communistische intelectuelen te brengen.
Om die voorhoede te bereiken en te vormen, wilden zij dan ook in de fabriek gaan werken.
Een derde punt: de ernst waarmee je het marxisme-leninisme als wetenschap bestudeert, hangt af van je politieke praktijk. De revolutionaire studenten gingen in de fabriek werken om tenvolle geconfronteerd te worden met de politieke proble­men van de voorhoede, om de moeilijkheden van de opbouw van communistische kernen in de bedrijven te kennen. Wie met zo’n ervaring in het hoofd het marxisme studeert, kan er veel meer uithalen, er een veel correcter inzicht uit verwer­ven. De pretentie waarmee de trotskisten zich afkeerden van het ‘onnozele’ werk in de fabriek, was een goede negatieve les. Betekent deze ‘omvorming van de wereldopvatting’ dat intel­lectuelen naar de fabriek gaan om uit de mond van de eerste de beste arbeider de socialistische openbaring te aanhoren? Dergelijke lasterlijke grapjes zeggen vooral veel over het standpunt van hun bedenkers.
Je wereldopvatting omvormen, daar zijn drie zaken voor no­dig: men moet het marxisme-leninisme gewetensvol stude­ren, men moet zich verbinden met de arbeidersklasse en men moet actief deelnemen aan de praktijk van de klassenstrijd. Dit betekent dat men terzelfdertijd leerling en leraar moet zijn, dat men het marxisme actief propageert onder de arbei­ders terwijl men terzelfdertijd de proletarische kwaliteiten van de arbeiders opspoort en overneemt.
Revolutionairen moeten voortdurend onder de arbei­ders werken en luisteren naar hun opvattingen om daarin het waardevolle te scheiden van het verkeerde. Zo kunnen zij zich stap voor stap de beste kwaliteiten die onder de arbeiders leven, eigen maken.
De overtuiging om in de fabrieken te gaan werken werd voor­al gesterkt door de grondige studie van een werk van Mao Ze-dong over de intellectuelen, gepubliceerd onder de onaantrek­kelijke titel Tussenkomst op de nationale conferentie over het propagandawerk van de Chinese Communistische Partij. Daaruit lichten wij volgende passage: ‘Wij raden de intellectuelen aan zich te midden van de mas­sa’s te begeven, in de fabrieken, naar de velden. Het is zeer slecht als iemand in zijn hele leven nooit met een arbeider of boer in contact komt. Onze ambtenaren, schrijvers, kunste­naars, leraars en wetenschappelijke onderzoekers zouden elke gelegenheid moeten te baat nemen om de arbeiders en boeren naderbij te komen. Sommigen gaan naar de fabrieken of naar het platteland, kijken er even rond en gaan terug naar huis; dat noemen we: naar de bloemen gaan kijken van op zijn paard; het is beter dan thuis te blijven en niets te zien. Anderen blijven verschillende maanden tussen de arbeiders en de boeren, doen er onderzoek en maken er vrienden; dat heet: van zijn paard afstappen om de bloemen te bekijken. Nog anderen gaan er voor langere tijd leren, bijvoorbeeld voor twee of drie jaar, of nog langer; dat kunnen we noemen: zich er vestigen.’

“Oude ervaren kaders” ontwikkelen een burgerlijke lijn, ingaand TEGEN oorspronkelijke bilanpunten van ‘69
Deze bilanpunten zeker altijd verdedigd en benadrukt door Ludo Martens, verdwijnen naar de achtergrond, worden met vage bewoordingen "omschreven" als men er niet onderuit kan komen om ze te vermelden. Bij de nieuwere en jongere leden en kaders van de PVDA worden ze uit hun collectief bewustzijn gehouden.
Eén voorbeeld van mede-oprichtende kaders van AMADA en de PVDA die wellicht nooit zijn burgerlijk nationalistische en zelfs anti-communistische opvattingen heeft afgelegd is Boudewijn Deckers. Naarmate de invloed afnam van Ludo Martens (door een slepende ziekte die zijn fysische en psychische mogelijkheden aantastten) in zijn strijd tegen opportunistische en revisionistische opvattingen in de PVDA, staken bepaalde opportunistische opvattingen OPNIEUW de kop op in de PVDA. Boudewijn Deckers kon zo perfect hierbij “aansluiten” om zijn regelrecht revisionistische lijn in de PVDA te ontwikkelen.

Lees bijvoorbeeld de artikelenreeks beginnend hier, die juist gaat over “inplanting in de arbeidersklasse” en wat Boudewijn ervan maakt en hoe het ooit in de realiteit gebeurde (ahv grote stukken uit “De Slag om de Mijnen” met iedere keer aan het eind, mijn bedenkingen over het verschil van de oorspronkelijke opvattingen in en rond de PVDA met de opvattingen van Boudewijn. Voor Kris Merckx was het de gelegenheid om terug te keren naar zijn reformistische opvattingen van ’68, lees maar dit artikel. Onder invloed van de “lijn Boudewijn Deckers” konden jongere opkomende kaders, zoals Peter Mertens het revisionisme verder “teoretiseren”. Lees de reeks “Anti-Mertens” hier beginnend. Of lees het slotartikel van “Anti-Mertens” waar invloed van de lijn van Boudewijn Deckers duidelijk wordt gemaakt. Of lees als voorbeeld artikel 13 en artikel 16 uit die reeks om te zien hoe Peter Mertens de bilanpunten voorkomend uit de studentenstrijd van ’66 tot ’68 die leiden naar een “voorhoede-partijopvatting” en “zich inplanten in de arbeidersklasse” totaal vervormd en omvormd. Hij is hierin geleid, gevormd en gesteund door Boudewijn Deckers. Over de echte bilanpunten die de SVB-kern maakte, en die leidde naar de oprichting van AMADA en later de PVDA, lees verder volgend artikel.

Geen opmerkingen: