In juni 2007 kwam nummer 78 van Marxistische Studies uit, waarin PVDA-kader Peter Franssen een analyse schreef over China. Na die besteld en gelezen te hebben meende ik het volgende te moeten opsturen naar Marxistische Studies (via een gewone mail en via de webpagina “schrijf ons…” op marx.be) op
“Ik stel vragen bij het marxistische karakter van de analyse die Peter Franssen geeft over de geschiedenis van China. Hij gaat o.a. uit van een homogeen China, dat dan blijkbaar altijd bestaan heeft op het grondgebied van de huidige Volksrepubliek. Hij doet dit, volgens mij, om zijn vooringenomen “besluit” te kunnen naar voor schuiven: “De denkpatronen en werkschema’s die wij gebruiken om de Westerse maatschappelijke evolutie en toestand te analyseren, kunnen alleen met de grootste voorzichtigheid en met oog voor de specifieke situatie toegepast worden op China.”
Hij schuift dan een empirisme als analyse-methode naar voor, eerder dan het wetenschappelijk socialisme (zoals Marx en Engels dat hadden uitgewerkt):”We mogen ons alleen baseren op de reële situatie van een bepaald ogenblik en ons dan de vraag stellen welke politieke, sociale en economische lijn in die situatie de beste is.” In feite zegt hij zoals Deng Xiao Ping: “Het maakt niet uit of een kat wit of zwart is, als hij maar muizen vangt”
Hij, (en Deng) zien de opbouw van het socialisme in hoofdzaak als: Zo groot mogelijke ontwikkeling van de produktiekrachten. Een kapitalistische ontwikkeling kan daarvoor zorgen. Dan is een kapitalistische ontwikkeling binnen de bestaande socialistische matschappij aangewezen en zelfs noodzakelijk.
Peter Franssen pleegt idealisme en metafysica inplaats van het toepassen van het dialectisch en historisch materialisme. Door zijn manier van subjectief formuleren en de keuze van het weergeven van bepaalde feiten ander weg te laten, laat hij de “practijk” de “juistheid van de hervormingen” van Deng en co na 1978 en het “rechtrekken van de fouten van Mao Zedong” “bewijzen”.
“De theoretische ommezwaai van Mao in de herfst van 1957 betekent het einde van het eenheidsfront met de bourgeoisie die nu de vijand genoemd wordt. Het is het einde van de politiek die sinds 1949 toegepast werd…(een) …theoretische ommezwaai naar extreem links….
De Grote Sprong Voorwaarts is het resultaat van de opvatting dat hoe hoger de graad van socialisering van de productieverhoudingen is, hoe sneller de productiekrachten groeien, welke ook de stand van de productiewijze moge zijn. De economische catastrofe die de Grote Sprong Voorwaarts is, bewijst de onjuistheid van die visie….
In 1957,… schrijft Mao al teksten waarin hij het debat en de strijd in de partij definieert als een strijd van klasse tegen klasse ….”
Enkele beperkte opmerkingen hierover.
Het was Liu Shaoqi, vice voorzitter van de CCP, die op het 8e congres, in overeenstemming met de standpunten van Chroetsjov, zei:” De nationale burgerlijke elementen bevinden zich in de overgangsfase van uitbuiter naar arbeider”. De resolutie van het plenum van het 8e congres van de CCP sprak zoals Chroetsjov van het einde van de klassenstrijd: “ beslissende zege…behaald in de overgang naar het socialisme….De tegenstelling tussen proletariaat en bourgeoisie in ons land is definitief uit de weg geruimd.”
Wat de internationale betrekkingen betrof prees Liu de stellingen die Chroetsjov tijdens het Twintigste Congres uitgesproken had.
Er bestond dus IN de partij een deel die openlijk het revisionisme van Chroetsjov aanhing. Er bestonden ook IN de partij elementen (en Peng Tehuai is daar het BEWEZEN voorbeeld van) die in samenspraak met Chroetsjov, op internationale bijeenkomsten van communistische partijen, teksten samenstelde die gelijkaardig geargumenteeerde aanvallen tegen Grote Sprong voorwaarts en de communes bevatten (en die Peng dan gebruikte op partijdiskussies van de CCP), die Chroetsjov OPENLIJK formuleerde tegen “de kleinburgers in de Chinese communistische partij” (waarmee de strekking van Mao bedoeld werd).
Het is de duidelijk theoretisch onderlegde en BEWUST revisionistische fractie die door Mao “de burgerij in de partij” wordt genoemd, niet diegenen die zich eerlijk maar misleid bezondigen aan dogmatisme, empirisme, linkse of rechtse uitschuivers.
Over de “catastrofe” van de Grote Sprong Voorwaarts zei Zhou Enlai (degene waarmee, volgens Peter Franssen, Mao “grote tegenstellingen” had):” De feiten bewijzen dat de gelijktijdige ontwikkeling van grote, kleine en middelgrote industriële ondernemingen en het gebruiken van moderne en traditionele arbeiderstechnieken, het lopen op twee benen hun voordelen hebben…er is een netwerk van ondernemingen gelegd; het kost minder tijd ze te bouwen… het dwingt ons intensief naar hulpbronnen te woeken en de transportfaciliteiten economisch te gebruiken… De staalcampagne biedt een indrukwekkende aanblik….het is een onderdeel van het bewustwordingsproces dat de mensen leert hoe we in China van een arm en naïf agrarisch land in een geïndustrialiseerde natie moeten veranderen…uniek in de geschiedenis van China”
Nu, Herwig Lerouge schreef in de inleiding van no 78 van Marxistische Studies, waarin Peter Franssen zijn analyse gaf van China:”Wie vraagteksens wil plaatsen, miskende problemen wil belichten; sommige theoretische concepten wil betwisten, kan zijn opmerkingen in dit tijdschrift kwijt.”
Hierbij wil ik mezelf opgeven, voor een gargumenteerde kritiek op het zogenaamde MARXISTISCHE gehalte van de analyse van Peter Franssen. Ik vind deze discussie belangrijk, aangezien Peter Franssen een Nationaal kader is van een zichzelf revolutionair en marxistisch noemende partij en waar hij op een Marxistische Universiteit als VOORBEELD wordt gesteld van een marxistische analyse.”
Dus in december 2007 zou een nieuw nummer UITKOMEN, met daarin “een aantal reacties”….Dat wilde dus zeggen dat in de maanden voor december die reacties uitgeschreven en verzameld moesten worden vervolgens het nummer gelay-out en gedrukt…. en dat er deadlines gegeven moeten worden aan degenen die hun reactie “mogen” schrijven voor Marxistische Studies….
volg verder in volgend artikel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten