In de eerste twee artikels in deze reeks, beginnend hier, analyseerde ik wat er zat achter de opvatting van PVDA-kader Boudewijn Deckers "naar de arbeidersklasse gaan" en "naar de bedrijven gaan". Deze opvatting over de rol van de arbeidersklasse en de manier waarop communisten zouden moeten werken, wordt verder uitgewerkt door (huidig PVDA-voorzitter Peter Mertens in “De arbeidersklasse in het tijdperk van de transnationale ondernemingen” (Marxistische Studies no 72, 2002, EPO) Ik weerlegde Peter Mertens in een artikelereeks “Anti-Mertens”, beginnend hier.
De diskussie over de politieke lijn voor de PVDA, welke strijd moet de PVDA hoe ontwikkelen, komt héél concreet naar voren in de strijd "voor een andere energiepolitiek" zoals Tom De Meester die onder invloed van Boudewijn Deckers ze opvat. (zie op pvda.be de artikels over “verlaging van BTW van 21% naar 6% van electriciteitsprijzen”)
Tot de jaren '80 ontwikkelde de PVDA een héél andere manier van werken als communistische partij. Hoe Jan Grauwels en Luc Cieters hebben opgetreden, hoe ze hebben gewerkt, als (voorhoede-)mijnwerker onder de mijnwerkers, is voor een groot deel het resultaat van de jaren werking van AMADA en de PVDA, hun individuele arbeiders-militanten en kaders, zoals we de als voorbeeld de duidelijk openlijk gekende kunnen noemen: Herman Vermeulen, ("Pipo") Roger Saeys, en PVDA-kader Kris Hertogen. De opvattingen die Boudewijn Deckers toen wellicht al had, heeft hij toen héél stil gehouden, ofwel kreeg hij er geen meerderheid achter op congressen. Ik zal later nog aantonen hoe Boudewijn Deckers op het Vijjfde Congres van de PVDA in 1995, TOCH zijn opvattingen kon “binnenloodsen”, blijkbaar door gebrek aan waakzaamheid van de afgevaardigden toen (waaraan, ik beken het eerlijk, ik toen als afgevaardigde blijkbaar medeschuldig ben geweest).
Herman Vermeulen is in 2004 uit de PVDA gezet, die toen onder leiding was van …Algemeen Secretaris Boudewijn Deckers. Kris Hertogen is blijkbaar niet opgewassen gebleken tegen de revisionistische golf die de PVDA overspoelde sinds 2004. Één van de redenen is het politiek suivisme van bepaalde kaders. Bijvoorbeeld van een PVDA-kader als Joris Van Gorp. Samen met Kris Hertogen was hij lange tijd medeverantwoordelijk voor de werking van de arbeiders-militanten in de bedrijven en de vakbonden. Hij schreef mee aan "Dossier Klassenstrijd", Marxistische Studies no 26, 1994 (zie marx.be)
Nu is hij binnen de "Nieuwe PVDA" van 2008 een gevierd kader en leidt hij provincie Antwerpen. Kritiek op de huidige lijn van de PVDA, wil hij gewoon niet horen, of lezen. Hij "beveelt" mij hem van mijn mailinglijst te halen.
Ik wil nu niet HIER de analyse maken over wat fout of correct, wat revolutionair en wat opportunistisch was aan de werking van vroeger en hier nu niet analyseren waarom bijvoorbeeld Kris Hertogen niet opgewassen blijkt tegen het revisionisme van Boudewijn Deckers. Dat doe ik elders.
Hier geef ik het woord aan Jan Grauwels en Luc Cieters, waar ze in feite brandhout maken van de opvattingen van Boudewijn Deckers. (er zijn in die jaren '80 géén artikels gepubliceerd door Boudewijn Deckers - door Kris Hertogen wél - over stakingen, concrete klassenstrijd of zelfs maar een interview met Jan Grauwels of Jan Cap…)
"Dertig jaar geleden hield de ABVV zijn spraakmakend congres over "Holdings en economische democratie". André Renard besloot in zijn naschrift op de congresdocumenten dat de holdings in België "een werkelijke dictatuur uitoefenen". "Men moet een einde maken aan deze dictatuur.. (en) het domein van de holdings overdragen aan de natie".
Al is de economische concentratie rond de holdings duizelingwekkend toegenomen, vandaag de dag moet je lang speuren om in de top van de ABVV zelfs nog maar een echo van deze ideeën van 1956 terug te vinden. Het is nochtans rond dat thema dat veel mijnwerkers een antwoord hebben gevonden op het grote ideologische offensief van de mijnensluiters.
Vanaf april '86 vond je op de helmen van de mijnwerkers stickers met dit ordewoord: 'De Generate moet betalen'. Dat was het resultaat van een intense 'tegencampagne'. Alle provocerende uitspraken tegen de mijnwerkers werden aangegrepen en 'van de nodige commentaar voorzien'. Dit intense werk van discussie en overtuiging leidde tot een radicalisering van de basis. De Generale Maatschappij, deze van oudsher geduchte tegenstandster van de opeenvolgende mijnwerkers-generaties, kwam opnieuw in het vizier van de Limburgse mijnwerkers. Van 30 januari tot I mei 1986 verspreidde de PVDA bijvoorbeeld maar liefst 24 pamfletten aan de mijnpoorten. 'Het was muisstil in de waszaal, ieder wilde dadelijk weten wat er in die pamfletten stond'. En zo ging de wens van de oude mijnwerker op het ABVV-congres een beetje in vervulling. De anti-Generale-ideeen die als een verfrissende wind door die pamfletten waaiden, kun je vandaag ongeveer zo samenvatten als de Generale, die stond voor het opgeven in
De Generale, die stond voor een zware lobby voor een achtste kerncentrale, meteen de doodsteek voor een kolencentrale in
De Generale, die stond voor nog een tweede handelshuis van steenkool namelijk: Transcor. Met Thomas Leysen, jazeker, de zoon van de vader -'een dynastiek trekje' volgens Trends- als directeur.
Zo was er een mijnwerker die op z'n helm iets geknutseld had. Het draaide als een molentje in de wind en droeg de tekst: 'Leysen wil ons nekken, om zijn zoon te spekken'.
Maar er was nog een andere link naar de Generale. De schaalvergroting en internationalisering van het economische leven, de titanenstrijd voor de verovering van de internationale markten midden de apocalyps van de wereldcrisis, de flitsende technologische revolutie, dat alles dwong de Generale Maatschappij -en de andere grote holdings en multinationale bedrijven- naar een nieuwe, aangepaste strategie, die de gedaante zou aannemen van een reusachtig geld- en werkverslindend monster.
Tien jaar lang voerde de Generale Maatschappij een politieke campagne om zich de middelen te kunnen verschaffen voor die nieuwe strategie. Ze ging steeds meer op het gaspedaal duwen. De regering moest het patronaat toelaten om meer en sneller kapitalen te accumuleren. Maar waar moest dat geld vandaan komen? De werklozen, de gepensioneerden, de zieken, de arbeiders... zij betaalden het gelag.
Inleveren om het bedrijfsleven meer zuurstof te geven', zo vatte Wilfried Martens die kampanje samen. Daar bovenop kwam dan nog het budgettaire tekort van de Staat. De globale economie verstikte onder het verpletterende overheidsdeficit. Ook hier kwam Wilfried Martens de Generale tegemoet: 'We moeten alle taboes in de kleedkamer laten. (...) U kent de oorzaken van de kanker van de schuldenlast. De exploitatieverliezen van de openbare bedrijven is er een van.
Men moet dus handelen'.
Het resulteerde in het catastrofale crescendo van dat beroerde Sint- Annajaar 1986. Niemand kon nu nog ontsnappen aan de riot-gun van de volmachten met ondermeer een nieuwe indexsprong, vrije baan voor de flexibiliteit, een kruis over het VSO, verlies van ongeveer 15.000 jobs in het onderwijs (een studie van Mac Kinsey), 10.000 bij de post (een studie van Team Consult), 30.000 bij de NMBS (een studie van SOBEMAP),
Het geld dat de Staat besteedde aan al die sectoren was voor de haute finance een grote verspilling en moest worden herschikt naar de spitssectoren.
"De Generale moet betalen. Ook dat eisen de mijnwerkers. Hoeveel honderden mijnwerkers hebben die slogan niet gescandeerd op de betoging in
De saneringsplannen voor de mijnen werden uitgewerkt door het directiecomite van KS. Vier van de zes leden van dat comite zijn pionnen van de Generale. Via deze pionnen en via de regering voert de Generale haar offensief tegen de mijnwerkers. De Generale is ook de grootste aandeelhouder van Petrofina. Deze multinational koopt kolenvelden in Amerika om steenkool in te voeren in Belgie. Dat is eveneens een reden waarom zij de mijnen zo snel mogelijk dicht willen.
De Generale, Andre Leysen, premier Martens en een aantal vakbondsleiders zeggen ons: '20.000 jobs in KS? Dat is niet realistisch'. Ze willen daarmee zeggen: KS kost 13 miljard per jaar, dat is ondoenbaar. De miljoenenfraude van Vanden Boeynants, is dat wel doenbaar? De 300 miljard fraude jaarlijks, de 460 miljard intresten die de Staat jaarlijks aan de bankiers en de rijken uitbetaalt... is dat allemaal wel realistisch?
lk zeg u, 20.000 mijnwerkers, tienduizenden staalarbeiders, de scheepsbouwers, 6.500 leraars, 10.000 postmannen, 30.000 spoorwegarbeiders... de straat opsmijten, dat is ondoenbaar, dat is niet realistisch! Wij moeten een einde maken aan deze politiek. De enige opiossing is een andere, een socialistische maatschappij. Daarom zeg ik: 'Haal het geld waar het zit, bij de banken, bij de holdings! Doe de Generale betalen!' "
Een vakbondsleiding die op een dwaalspoor zit en een basis die zich radicaliseerde. Veel invioedrijke mensen in de mijnwerkerswereld werden in die periode been en weer geslingerd tussen beide, tussen moed en wanhoop, tussen strijdlust en berusting. Zoals de sirenen in het oude Griekenland de voorbijvarende schippers door hun betoverend gezang zochten te lokken en te doden, zo ook klonken nu verleidelijke stemmen die de mijnwerkersbeweging met 'reconversie' en 'vervangende tewerkstelling' in donker water wilden lokken, waar allen jammerlijk zouden verdrinken.
Het SEVI, het studiecentrum van de SP was druk doende met de voorbereiding van een colloquium: 'Reconversie, een geldig alternatief voor KS'.
'Reconversie', het was heel bizar dat plots alle politieke mandatarissen in de mijnstreek dat magische woord in de mond namen: Van Velthoven (SP) en Aerts (CVP), Moens (SP) en Didden (CVP), Dewael (PVV). Want, waarom juist nu? Als men het werkelijk meende met die omschakeling, waarom telde
Toch was het aanlokkelijk af te stappen van de eis om behoud van alle arbeidsplaatsen in KS, en 'wat goede wil en soepelheid' te tonen.
Reconversie werd een sleutelwoord bij het debacle van de vakbondsleiders aan de Ronde Tafel. Daar had je Jan Baeyens bijvoorbeeld, de secretaris van de ABVV-mijncentrale. Op
Maar ook anderen begonnen, nog schuchter,'de bocht in die richting te nemen. Gerard Bijnens, ACV-delegee van Waterschei, was een van hen. Hij zag de zaken zo: In onze provincie is er een enorm werkloosheidsprobleem. Na Reggio di Calabria is
En dan had je nog priester Jef Ulburghs. Nu het beslissende uur naderde, stond hij voor een beslissende keuze. De SP-top volgen in de goedkeuring van de sluitingsplannen of... de mijnwerkers steunen, tegen de SP-top in. Ulburghs aarzelde: In
Maar de radicale ideeen van de meest linkse delegees en de kampanje van de PVDA begonnen meer en meer wortel te schieten bij de gewone mijnwerker. Zo werden veel twijfels en aarzelingen opgevangen en rechtgezet. Jan Grauwels (ABVV) was altijd beginselvast gebleven in zijn standpunt: 'Het is onduldbaar dat er een enkele werkloze bijkomt in een provincie waar 75.000 mensen op zoek zijn naar werk. lk verzet mij niet alleen tegen afdankingen, maar ook tegen afvloeiingen'.
En als kersvers verkozen SP-provincieraadslid vertolkte Lucien Maes van Doorbraak, ABVV-delegee in Waterschei, voor de provincieraad de mening van de mijnwerkers waarmee hij alle dagen leefde, werkte en discussieerde. Een emotionele tussenkornst, recht uit het hart: 1k heb al jaren geluisterd naar wat geleerde professoren en politici over mijn werk, mijn toekornst wisten te vertellen. lk ben een van hen die dagelijks
De gemeenschap zal dan nog altijd betalen voor dure steenkool. Maar het geld zou niet meer voor
Het zag er stilaan naar uit dat ook deze aanval rond 'afvloeiingen' en 'reconversie' werd gecounterd. De mijnwerkers wilden niet toestaan dat er onherstelbare bressen werden geslagen in hun oorspronkelijk eisenprogramma van geen sluitingen, geen afdankingen, geen afvloeiingen. En de reporter van Knack kreeg enkele weken later van een mijnwerker ongezouten zijn mening: 'Wij lachen met het toverwoord reconversie. Eerst werk voor de 75.000. Wat we nodig hebben, is een politieke reconversie'.
En dan verscheen 'Pipo' Saeys opnieuw op het toneel. Hij wilde de eenheid rond de aloude eisen nog een keer bekrachtigd en betekend zien en lanceerde daarvoor zijn petitie.
'Als we ons beperken tot de eis 'geen afdankingen', dan zullen onze mijnen binnen tien jaar niet meer bestaan. Martens zelf stelde voor tot de sanering van de mijnen te komen door 1.500 afvloeiingen per jaar. 0m de mijnen te redden moeten we vasthouden aan onze eis: 'geen afvloeiingen'. De vakbondsverantwoordelijken zijn afgestapt van die eis. Nu vragen zij 'een plaats voor KS in Vlaanderen'. Dat zai dan alleen nog een klein plaatsje zijn in het grote safaripark dat men van onze provincie wil maken. Men zegt: "Je moet realist zijn." Zoals bij Cockerill-Sambre? Daar waren in '74 nog 43.000 mensen aan de slag. Dank zij het 'realisme' zijn er nu dertigduizend staalarbeiders minder!
"lk heb in het woordenboek opgezocht wat het woord 'afvloeiing' wil zeggen. Er zijn twee betekenissen: wegstromen, ontslagen worden wegens beperking van het personeel, dat is de eerste betekenis. De tweede is: met vioeipapier droogmaken. Welnu, het vioeipapier is meer dan verzadigd. In
In de stille sociale wijk tussen Hengelhoef en Kelchterhoef vind ik de 'thuis' van Roger Saeys. ledereen kent hem als Tipo'. Hij spreekt met een hoge en hese stem. Af en toe streelt hij z'n snor, hij heeft de snor van Walesa.
De draad van 1984 moest weer opgepakt worden. Toen was er nog dat schoon vakbondsprogramma: geen werkplaatsverlies, en zeifs een nieuwe schacht in Waterschei. Bij ons in het ACV zagen sommigen op de hei in As de bulldozers al aan het werk voor die schacht. En verdorie, ze verschenen er nog ook! Maar 't was maar voor de show!
Dan ging alles verwateren. Einde januari 1986 tekende de leiding het principe-akkoord met de regering. We wisten dat er iets niet pluis was. Wat was juist? Het standpunt van 1984: 'geen afbouw', of de ideeen van 1986: 'We moeten rendabel zijn; misschien moeten we toch...?' Wij wilden teruggrijpen naar de ordewoorden van 1984. We stelden een petitie op met de vraag: 'Staat gij nog achter die eisen?'
In onze mijn (Winterslag, n.v.d.r.) aarzelden de delegees om ermee te werken. De mensen van de vriendenkring van de PVDA zijn ermee rondgegaan: onder in de put en in de badzaal. Ze hebben een geweldig pak discussies gevoerd. ledereen, man na man, werd voor de keuze gesteld: 'Wil je de mijn openhouden of geloof je in het fabeltje van de reconversie?' Het was een werk van weken.
In de andere mijnen hebben de delegees en militanten een echte petitieslag gehouden. In Waterschei stonden tien, vijftien man de mensen op te wachten. De petitielijsten lagen al klaar op een rijtje. Gerard Bijnens en Jefke Leurs van het ACV bijvoorbeeld en Janneke Grauwels, Lucien Maes, Tonio Ventura, Cieters en nog anderen van het ABVV: ze hebben allemaal samen de petitie tot een succes gemaakt: meer dan 6.000 handtekeningen! De mensen die later de staking in handen zouden nemen hebben elkaar gevonden in het werk met de petitie. Zo heeft de petitie het eisenprogramma van de staking en de leiding ervan helpen voorbereiden'.
Pipo Saeys, Andre Cant, en nog anderen: speciale figuren in de mijnwerkerswereld, mensen die van de studentenbeweging uit de woelige jaren '60 naar de arbeidersklasse zijn overgestapt.
'De contestatie is viees geworden', zo noernden wij in die tijd de groeiende toenadering tussen studenten en arbeiders. 'Waar is uw alternatief?' had men met overslaande stem naar de 'contesterende' studenten geroepen, in de hoop dat die sprakeloos in een hoekje zouden kruipen. Maar discussierend over de sociale revolutie, begonnen de studenten meer en meer te spreken, te lezen en te schrijven over 'de arbeiders'. Dagen en nachten werden gevuld met urenlange gesprekken, koortsachtig op zoek naar de betekenis van het marxisme in de verschillende maatschappelijke domeinen. De universiteit bleek te klein en te beperkt voor zo'n elan, het was een ivoren toren. Plotseling was er een perspectief: de sociale explosie in
Sinds de zomer van '69 waren enkele studenten onder in de mijnen gaan werken. Ze hadden gezien hoe de vakbonden de eis van 15% lieten vallen. Ze hadden ook goed het algemene ongenoegen opgevangen toen de CAO werd opgelegd waardoor de mijnwerkers in eerste instantie maar 4% kregen. Er groeide een arbeiders-studentenkern en op II december 1969 werd het eerste pamflet -in zes talen- aan alle mijnpoorten uitgedeeld. De pamfletten werden als warme broodjes 'verslonden' en overal in de mijnen opgehangen. Zij gaven richting aan de stakingsbereidheid die almaar groeide... Op 5 januari '70 brak de staking spontaan uit.
Honderden studenten uit
De studenten werden met open armen ontvangen. Altijd stond er voor hen bij mijnwerkers thuis een maaltijd en een bed klaar. Op het einde van de staking was er zeifs een wijdvertakt net uitgegroeid waarin de studenten clandestien logeerden om aanhoudingen te vermijden.
Jef Houthuys (ACV) wist helemaal geen blijf met de populariteit van de studenten. 'En laten we in verband met dit conflict nu ook maar eens zeggen dat de studenten ons nu niet moeten komen vertellen wat een vakbond is. We hebben de strijd altijd alleen aangekund en zullen dit nu ook wel weer voor mekaar krijgen. We zijn ervan overtuigd dat onder de studenten, die zich nu solidair verklaren met de mijnwerkers, wel enkele idealisten zitten. Maar dan rijst bij ons arbeiders de vraag wat er van al dat idealisme en al die solidariteit straks nog zal overblijven wanneer deze heren dokter, advocaat, professor, rechter of notaris zullen zijn. Het is maar al te duidelijk gebleken in het verleden dat deze studenten van weleer zich nog bitter weinig om de arbeiders bekommeren'
Houthuys had veel studenten verkeerd ingeschat: Roger Saeys, 'Pipo', was een van hen. In 1986 werd hij, na 16 jaar mijnarbeid, voorzitter van het Centraal Stakerskomitee.
Andere studenten wilden niet in de arbeiderswereld blijven hangen. Zij waren eens 'uit de auto gestapt' om het landschap te bewonderen, maar ze wilden er 'niet blijven wonen'.
Hun bilan: 'De mijnstaking van '70 was niet de voorbode van het grote oproer. Veeleer ging het om een wat late erfenis uit de jaren '60. De climax, maar tevens de zwanezang van de contestatiebeweging'." Woorden van Paul Goossens. Goossens gaat dan wel voorbij aan de heropbloei van de revolutionaire stroming in de arbeidersbeweging vanaf 1970. Uit de samenwerking tussen arbeiders en studenten ontstond later in 1970 'Amada', de voorloper van de PVDA.
Bovendien werd de mijnstaking de aanzet voor de opvallende heropflakkering van de klassenstrijd in het begin van de jaren zeventig. Er volgde een geweldige golf van spontane stakingen: Ford
Pipo Saeys: 'Vanaf 1971 heb ik onder in de mijn van Winterslag gezeten. Ik leerde in die tijd een heel andere wereld kennen. Dat is een punt van wat wij 'de massalijn' noemen: leren begrijpen hoe de mijnwerkers zich voelen, hoe de mijnwerkers werken en leven. Het andere element is: je gaat als iemand die tot z'n twintigste heeft school gelopen, niet werken in een fabriek om op cafe te gaan met die mensen. Je moet niet achter de
We hadden gestudeerd, we waren capabel een economische en brede analyse te maken. We noemen dat 'een sectorlijn'. Shell, Petrofina, toekornst voor de steenkool en toch mijnsluitingen in Europa.
We hadden ook het marxisme bestudeerd en eruit geleerd wat het socialisme concreet
't Is geen kunst te zien dat er in de massa ook negatieve kanten zitten. 't Is wel een kunst te begrijpen dat die zaken kunnen weggewerkt worden, en hoe dat moet.
De vakbonden op de vooravond van de staking
Binnen de mijncentrales was alles volop in beweging. Na 25 maart, de dag waarop de regering aankondigde 'een begin te maken met de herstructurering van KZ' kwamen de gebeurtenissen in een stroomversnelling terecht. Olyslaegers drukte tegenover de pers zijn ongerustheid uit over de reacties van de achterban.
Op het Nationale Comite van de ABVV-mijncentrale van 27 maart schaarde een grote meerderheid zich achter het voorstel van de linkse delegees: stakingsaanzegging voor 31 maart, gemeenschappelijke militantenvergaderingen van ACV en ABVV op 5 april, betoging op 12 april. Jan Olyslaegers verzette zich niet tegen deze voorstellen, wat de meerderheid verklaart. Het besluit hield voorafgaand overleg met de ACV-leiding in.
lk weet niet wat Andre Daemen allemaal aan Jan Olyslaegers heeft gezegd. Men
Daemen en Olyslaegers hebben samen de volgende besluiten genomen. Een: afzwakking van het actieplan. De stakingsaanzeggen werd vervangen door prikacties; alleen de betoging bleef behouden. Twee: de betoging zou het einde worden van de eerste actiefase. De tweede fase zou pas starten indien de regering tijdens het conclaaf negatieve beslissingen zou nemen.
Olyslaegers verdedigde dit nieuwe plan met veel energie op het Uitvoerend Bestuur van 28 maart. Hij kreeg de steun van de meeste delegees. Alleen de linkse delegees sternden voor het oorspronkelijke plan.
Jan Grauwels: 'De prikacties en de betoging, dat waren twee toegevingen van Daemen en Olyslaegers. Zij wilden er gebruik van maken om stoom te laten afblazen, om een algemene mijnstaking te voorkomen. Maar wij hebben van die toegevingen gebruik gemaakt om het klimaat voor staking onder de mijnwerkers nog meer aan te wakkeren. Van de prikacties maakten we erkende 24-urenstakingen.
De betoging van 12 april zagen we niet als een eindpunt, maar als een springplank naar de staking. Dat was ook de enige garantie om er echt een succes van te maken. Aan de ene kant hebben wij ons niet gehouden aan het kader dat Daemen en Olyslaegers ons wilden opleggen. Dat zou neergekomen zijn op eenheid met de leiding ten koste van de eenheid en de strijdwil aan de basis. Aan de andere kant is ons werk in de vakbondsstructuren essentieel geweest in de voorbereiding van de staking. De toegevingen die de leiding moest doen, de prikacties en de betoging, dat werden beslissende stappen naar de staking toe'....."
Natuurlijk doet men actief mee met de "spontane" klassenstrijd waarin men zelf betrokken is (als arbeider in een bepaald bedrijf een bepaalde sector) Maar door diskussie, de "eigen" ervaring (van de arbeidersgroep waar men deel van uit maakt) plaatsen in het geheel van de ACTUELE CONCRETE situatie van de wereld waarin men leeft, werkt en strijdt, moet men proberen het bewustzijn van een groot deel van de collegas te verhogen. Men moet de eigen persoonlijke ervaring (als arbeider die deelgenoot is van de situatie en de strijd van de arbeiders). OOK verwerken, men moet ook luisteren naar hetgeen mede arbeiders zeggen goed zien wat ze doen en hoe ze het doen, men moet ook grondig studeren, want men moet ZELF ook nog LEREN. De eigen participatie aan de klassenstrijd van de arbeiders waar men zelf deel van uitmaakt, de concrete aanleiding van die klassenstrijd (sluiting, afdanking, looningreep, ingreep in werkomstandigheden…) waar men zelf OOK aan onderhevig is (als arbeider tussen de arbeiders van het betreffende bedrijf, de betreffende sector), geeft mogelijkheden tot CONCRETE diskussie en men zal actieve luisterbereidheid vinden. Het is NIET belangrijk zich op te werpen als leider, vertegenwoordiger, het is belangrijk dat de arbeidersgroep zelf handelt. Als men dan jou naar voren duwt als leidersfiguur, ok. Als het ander figuren zijn die naar voren geschoven worden OOK ok. De leiders die naar voren worden geschoven, geven het beeld van het niveau van bewustzijn van de groep arbeiders. Het is NIET omdat jij het verst gevorderd standpunt inneemt (in de eerste plaats om diskussie uit te lokken) dat men jou naar voren schuift als leidersfiguur, aanvaardbaar voor de meerderheid. Maar als je goed werkt, goed ingeplant bent, goed participeert aan de klassenstrijd en men je dus respecteer, zoals ze ieder andere mee strijdende arbeider respecteren, dan zal ook de naar voren geschoven leidersfiguren naar jou luisteren als je met hen diskuteert.
Kortom"naar de arbeidersklasse gaan", "naar de bedrijven gaan", betekent als communist NIET in de EERSTE plaats, aanwezig zijn op betogingen, aan de poort of aan de stakingspiketten om propaganda te voeren rond de voorstellen van de partij voor een ordewoord of progammapunt, over een bepaals conflict, regeringsmaatregel e.d. Want dan zeg je in feite: "dit voorstel is, omdat het van de communistische partij komt, het meest radikaalste, het verst gaande programmapunt of ordewoord dat mogelijk is in dit conflict, in de strijd tegen deze regeringsmaatregel." IN FEITE ben je dan het IMAGO of PROFIEL van de partij aan het verkozen. Dat
"Naar de arbeidersklasse gaan", "naar de bedrijven gaan", betekent voor een communist: arbeider worden in een bepald bedrijf en zo definitief zelf lid uitmaken van de arbeidersklasse. IN die arbeidersklasse moet men dan maar proberen deel uit te maken van de voorhoede en als zodanig erkent worden door de mede-arbeiders.
Zou konden Jan Grauwels en Luc Cieters besluiten: " We hadden ook het marxisme bestudeerd en eruit geleerd wat het socialisme concreet
Ik ga nog verder over de twee opvattingen over “de toets in de practijk” in volgend artikel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten